Charles Nicolle

Frans bioloog (1866-1936)

Charles Jules Henri Nicolle (Rouen, 21 september 1866Tunis, 28 februari 1936) was een Frans bacterioloog die in 1928 de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde kreeg voor zijn identificatie van luizen als de overbrenger van vlektyfus.

Nobelprijswinnaar  Charles Nicolle
21 september 186628 februari 1936
Portret van Charles Nicolle
Portret van Charles Nicolle
Geboorteland Frankrijk
Geboorteplaats Rouen
Overlijdensplaats Tunis
Nobelprijs Fysiologie of Geneeskunde
Jaar 1928
Reden Voor onderzoek naar vlektyfus
Voorganger(s) Julius Wagner-Jauregg
Opvolger(s) Christiaan Eijkman
Frederick Gowland Hopkins
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Biografie

bewerken

Nicolle leerde al vroeg biologie van zijn vader Eugène Nicolle die arts was in een ziekenhuis in Rouen. Samen met zijn broers werd hij door hun vader onderwezen in de biologie. Na zijn opleiding aan het Lycée Corneille in Rouen studeerde hij geneeskunde aan de Universiteit Rouen. Vervolgens ging hij naar Parijs, waar zijn oudere broer Maurice werkzaam was in een Parijs ziekenhuis. Charles studeerde in 1893 af aan het Pasteur Instituut. Hierna keerde hij terug naar Rouen, als lid van de medische faculteit en later als directeur van het bacteriologisch lab.

In 1903 werd Nicolle directeur in de depandance van het Pasteur Instituut in Tunis, waar hij zijn werk naar luizen en tyfus deed. Toen hij overleed was hij nog steeds directeur van het instituut.

Nicolles belangrijkste wapenfeiten in de bacteriologie waren:

In 1908 beschreven Nicolle en Louis Manceaux als eerste de parasiet die toxoplasmose veroorzaakt: de Toxoplasma gondii.[1] De parasiet werd ontdekt tijdens een onderzoek naar Leishmania bij de Noord-Afrikaanse goendi, terwijl onafhankelijk van Nicolle de Italiaan Alfonso Splendore dezelfde parasiet vond in konijnen.

Ontdekking van de Vector

bewerken

Nicolles ontdekking vloeide voort uit de ontdekking dat, hoewel tyfuspatiënten andere patiënten binnen en buiten het ziekenhuis konden besmetten, ze niet langer besmettelijk waren nadat ze een bad en schone kleren hadden gekregen. Toen hij zich dit realiseerde meende hij dat hoogstwaarschijnlijk de luizen de vector waren voor de epidemische tyfus.

In juni 1909 testte Nicolle zijn theorie door een chimpansee met tyfus te infecteren, de luizen ervanaf te halen en deze op een gezonde chimpansee te zetten. Binnen 10 dagen had de tweede chimpansee ook tyfus. Na zijn experiment herhaald te hebben was hij er zeker van: luizen waren de drager.

Verder onderzoek toonde aan dat de belangrijkste overdrachtsmethode niet luizenbeten waren maar uitwerpselen: luizen die waren geïnfecteerd met het virus werden rood en stierven na een paar weken, maar ondertussen scheidden ze een grote hoeveelheid microben met het 'virus' uit. Als hiervan een kleine hoeveelheid op de huid of oog wordt gewreven, treedt infectie op.

Poging tot een vaccin

bewerken

Nicolle dacht dat hij een simpel vaccin kon maken door de luizen te pletten en ze te mengen met bloedserum van herstelde patiënten. Hij probeerde het eerste vaccin uit op zichzelf. Toen hij gezond bleef probeerde hij het ook op een paar kinderen (omdat zij een beter immuunsysteem hebben), die tyfus kregen maar herstelden. Hij slaagde er niet in om een praktisch vaccin te ontwikkelen. Deze stap zou pas in 1930 door de Poolse bioloog Rudolf Weigl gezet worden.

Zie de categorie Charles Nicolle van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.