Mariëtta Feltkamp

Nederlands gitarist, cellist en contrabassist

Mariëtta Feltkamp (Amsterdam, 21 oktober 1960[1]) is een Nederlands contrabassist.

Biografie

bewerken

Feltkamp is dochter van twee fluitisten: Johanna Jeanette (Hans) Smalt en Johan Feltkamp. Zelf trouwde ze met orkestgenoot klarinettist Jacques Meertens.

Feltkamp was al vroeg halfwees; haar vader overleed in 1962. Haar moeder pakte de draad op met lesgeven en zo kreeg Mariëtta ook haar eerste lessen op de dwarsfluit; ze kreeg ook les op de cello. Voorts ging ze mee naar concerten van het Concertgebouworkest en uitvoeringen van kamermuziek in De Suite aan de Willemsparkweg. Die studie op de fluit zette niet door en Mariëtta koos voor een opleiding in de zorg. Toch bleef de muziek trekken en ze nam op aanraden van haar moeder gitaarles bij Wim Pfiester, docent aan het Conservatorium van Amsterdam. Ze studeerde daarin af.

Op 23-jarige leeftijd besloot ze weer dat het anders moest; bij gitaarspel ben je meest alleen, terwijl haar sociale inslag meer richting een groep wees. Ze ging contrabas studeren. Zelf vond ze dat een op de achtergrond fungerend muziekinstrument, maar tegelijkertijd een fundament onder het symfonieorkest. Ze nam les bij Peter Luit en Hans Krul; ze deed eens een auditie voor het Nederlands Balletorkest en werd direct voor een deeltijdbaan aangenomen. Ook haar later voorspel bij het Concertgebouworkest leverde direct een baan aldaar op.

Muzikale hoogtepunten zijn voor haar de contrabaspartij in de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach, de symfonieën van Dmitri Sjostakovitsj en de Symfonie nr. 1 van Gustav Mahler met haar Vader Jacobmotief in de bassen, dat ze tot in Carnegie Hall heeft gespeeld. Ze speelt tevens in de Ebony Band van Werner Herbers[2][3] en Het Weens SaLon Orkest.[4] Op late leeftijd nam ze toch weer cellolessen.[5]

Stadlmann-contrabas uit 1767

bewerken

Feltkamp bespeelt een Stadlmann-contrabas uit 1767.[6] In 2022/2023 kreeg ze de schrik van haar leven; de verbinding tussen hals en klankkast begaf het; een luide knal en rondvliegende onderdelen waren het resultaat.[7] Melle Wondergem (zelf contrabassist en basbouwer) kreeg de opdracht het instrument te restaureren, wat meer dan een jaar duurde.