• in·struc·tief
enkelvoud meervoud
naamwoord instructief instructieven
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de instructiefm

  1. (taalkunde) naamval die het gebruikte middel aanduidt
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen instructief instructiever instructiefst
verbogen instructieve instructievere instructiefste
partitief instructiefs instructievers -

instructief

  1. instructies bevattend, leerzaam
    • Opmerkingen die een instructief karakter hadden. 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be