openbreken
- Geluid: openbreken (hulp, bestand)
- open·bre·ken
- samenstelling van open en breken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
openbreken |
brak open |
opengebroken |
klasse 4 | volledig |
openbreken [1]
- ergatief al brekend opengaan
- De zaaddoos brak open en de zaden vielen op de grond
- overgankelijk door breken met geweld openmaken
- we moeten die kast openbreken want de sleutel is verdwenen
- overgankelijk (figuurlijk) voortijdig wijzigingen aanbrengen in
- Mijn baas wil mijn tijdelijke jaarcontract openbreken en met een halfjaar verlengen
- Het woord openbreken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "openbreken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be