• prijs
enkelvoud meervoud
naamwoord prijs prijzen
verkleinwoord prijsje prijsjes

de prijsm

  1. (economie) het bedrag (meestal in geld) dat betaald wordt voor een goed of een dienst
    • De prijzen zijn deze winter sterk gestegen. 
     In 1989 nam Henriroux de zaak over. 'We zijn trots op onze geschiedenis, maar proberen altijd vooruit te denken', zegt hij. Henriroux opende een hotel en een tweede restaurant waar je goed kunt eten tegen redelijke prijzen.[8]
  2. een uitzonderlijke beloning, bijvoorbeeld voor een bepaalde prestatie
    • Hij won de tweede prijs in de loterij. 
  3. (verouderd) (scheepvaart) buitgemaakt schip
     Item oock naederhandt op den 10 February als wanneer uyt d'opperhooffden van dien verstonden, dat deselve omtrent de cust van Brasil op omtrent 12 graden Z.breete een Portugese neger prijs (comende van Angola ende tenderende nae de bay tote la Santoes) genomen hadden met over de 500 slaven ende slavinnen, daeruyt gelight 250 stucx, hebbende de rest met het Portugees schip, dat oudt ende onbequaem was, laten varen;[9]
  4. niet financiële kosten van iets
     Het komt allemaal goed.” Maar wat als het niet goed gaat? Klimmen heeft af en toe ook een prijs.[10]

Het was weer prijs.

  • Het was weer zover.
vervoeging van
prijzen

prijs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prijzen
    • Ik prijs. 
  2. gebiedende wijs van prijzen
    • Prijs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prijzen
    • Prijs je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. prijs op website: Etymologiebank.nl
  3. prijs op website: Etymologiebank.nl
  4. "prijs" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  5. 5,0 5,1   www.archive.org Weblink bron “Etymologicum Teutonicae Linguae sive Dictionarium Teutonico-Latinum, praecipuas Teutonicae Linguae dictiones et phrases Latinè interpretatas.”, 3e druk (1599), Plantijn, Johannes Moretus, Antwerpen, p. 415 kol. 2
  6. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  7. prijs op website: Etymologiebank.nl
  8.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  9.   Weblink bron
    Jan van Riebeeck
    “Dagverhaal”, 1652-1662, ed. Historisch Genootschap, Utrecht (1884-1893), p. 364.
  10. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  11.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Van het Nederlandse prijs.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  prijs     prijsnan  

prijs

  1. prijs
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: preis.