• reis·kost
enkelvoud meervoud
naamwoord reiskost (reiskosten) *
verkleinwoord - -

de reiskostm

  1. (voeding) eten voor onderweg
    • De reis van Londen was rampspoedig geweest: een hinkend paard, geen reiskost, regen en onweer. [2]
  2. (financieel), (verkeer) hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven
    • Touroperator Thomas Cook vraagt een brandstoftoeslag van ongeveer 0,4 procent van de totale reiskost voor al geboekte pakketreizen met vertrek in juli (vlucht, transfer en hotel). [3]
  • Het meervoud "reiskosten" heeft alleen dezelfde betekenis "hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven" en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "reiskost". Deze meervoudsvorm is standaardtaal; het enkelvoud wordt vooral in België wel gebruikt. [4]