• saai
  • In de betekenis van ‘vervelend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1277 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen saai saaier saaist
verbogen saaie saaiere saaiste
partitief saais saaiers -

saai

  1. vervelend
  2. oninteressant, eentonig
    • Het landschap waar hij doorheen reed was erg saai en bestond vooral uit eindeloze velden met maisplanten. 
     Ik schaamde me er bijna voor, maar ik verlangde naar de rust en voorspelbaarheid van Noord-Californië, het deel van de trail dat vaak als saai wordt beschreven.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord saai
verkleinwoord

het saaio

  1. (textielindustrie) een soort wollen stof
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]