Naar inhoud springen

Scholten-concern: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →‎Oprichting: 2e naamval zonder apostrof ("Jans boek")
Regel 9: Regel 9:
De concurrentie in West-Nederland kon uiteindelijk het hoofd niet bieden aan de lage transportkosten van de grondstof aardappelen en brandstof [[Turf (brandstof)|turf]] in de Veenkoloniën. De siroopfabrieken aldaar gingen over op ingekocht aardappelmeel. Een voorbeeld daarvan was de ''[[Goudsche Glucosefabriek|Siroopfabriek "Gouda"]]''.
De concurrentie in West-Nederland kon uiteindelijk het hoofd niet bieden aan de lage transportkosten van de grondstof aardappelen en brandstof [[Turf (brandstof)|turf]] in de Veenkoloniën. De siroopfabrieken aldaar gingen over op ingekocht aardappelmeel. Een voorbeeld daarvan was de ''[[Goudsche Glucosefabriek|Siroopfabriek "Gouda"]]''.


De tweede Nederlandse fabriek, door Scholten opgericht in [[Sappemeer]] ([[1854]]), maakte aardappelmout ten behoeve van [[moutwijn]]. De aardappelmoutindustrie was sterk aanwezig in de Veenkoloniën, in 1841 waren er 17 fabrieken die ook [[Brandewijn (drank)|brandewijn]], [[azijn]] en [[Brandspiritus|spiritus]] vervaardigden. De [[aardappelziekte]]s van [[1845]] en [[1848]] gaven deze industrie een reeks zware tegenslagen. De zieke aardappelen waren niet geschikt voor mout maar wél voor aardappelmeel. Aldus werden veel van Scholten's concurrenten voor aardappelen uitgeschakeld. In de jaren 60 van de 19e eeuw ging de aardappelmoutindustrie verder teloor vanwege de toenemende concurrentie van graan[[jenever]] uit [[Schiedam]]. De Sappemeerse fabriek werd in [[1878]] omgebouwd tot [[Karton#Strokarton|strokarton]]fabriek (de Eendragt).
De tweede Nederlandse fabriek, door Scholten opgericht in [[Sappemeer]] ([[1854]]), maakte aardappelmout ten behoeve van [[moutwijn]]. De aardappelmoutindustrie was sterk aanwezig in de Veenkoloniën, in 1841 waren er 17 fabrieken die ook [[Brandewijn (drank)|brandewijn]], [[azijn]] en [[Brandspiritus|spiritus]] vervaardigden. De [[aardappelziekte]]s van [[1845]] en [[1848]] gaven deze industrie een reeks zware tegenslagen. De zieke aardappelen waren niet geschikt voor mout maar wél voor aardappelmeel. Aldus werden veel van Scholtens concurrenten voor aardappelen uitgeschakeld. In de jaren 60 van de 19e eeuw ging de aardappelmoutindustrie verder teloor vanwege de toenemende concurrentie van graan[[jenever]] uit [[Schiedam]]. De Sappemeerse fabriek werd in [[1878]] omgebouwd tot [[Karton#Strokarton|strokarton]]fabriek (de Eendragt).


In [[1859]] werd een tweede [[aardappelmeelfabriek]] te [[Zuidbroek (Groningen)|Zuidbroek]] gestart. Oorspronkelijk zou hier een [[Suikerfabriek|bietsuikerfabriek]] worden gebouwd. Deze bleek echter niet rendabel en werd tot een aardappelmeel- en [[kandij]]fabriek omgebouwd. Uiteindelijk werd er aardappelmeel, siroop en [[beenzwart]] geproduceerd. De fabriek beëindigde de productie in [[1908|1965]].
In [[1859]] werd een tweede [[aardappelmeelfabriek]] te [[Zuidbroek (Groningen)|Zuidbroek]] gestart. Oorspronkelijk zou hier een [[Suikerfabriek|bietsuikerfabriek]] worden gebouwd. Deze bleek echter niet rendabel en werd tot een aardappelmeel- en [[kandij]]fabriek omgebouwd. Uiteindelijk werd er aardappelmeel, siroop en [[beenzwart]] geproduceerd. De fabriek beëindigde de productie in [[1908|1965]].

Versie van 5 feb 2016 22:25

Aardappelsago van de firma W.A. Scholten

Het Scholten-concern, ontstaan uit de firma n.v. W.A. Scholten, was een agro-industrieel concern opgericht door Willem Albert Scholten. Het was oorspronkelijk actief in de veenkoloniën in de provincies Groningen en Drenthe.

Willem Scholten had zich reeds vroeg beziggehouden met de productie van verfwaren en aardappelmeel op kleine schaal in Tonden. Nadat hij kennis had opgedaan bij de aardappelmeel en -siroopfabriek te Oosterbeek, en aldaar vernam dat de transportkosten van de aardappelen zeer hoog waren, besloot hij een fabriek te vestigen daar waar de aardappelen werden verbouwd, dus in de veenkoloniën. Daar was bovendien turf voorhanden om de fabriek van energie te voorzien.[1]

Oprichting

Beginjaar van dit concern was 1841, toen Scholten een fabriekje te Foxhol begon. Hier werden aardappelmeel, sago en verfwaren geproduceerd. Aanvankelijk werd het met een rosmolen aangedreven en verwerkte 3600 kg aardappelen per dag. De fabriek werd "Eureka" genoemd. Pas in 1850 werd hier een stoommachine geïnstalleerd. Met Sago werd overigens een product uit aardappelen bedoeld dat een surrogaat was voor het uit de tropen afkomstige, zetmeelrijke sago. De productie van aardappelsiroop begon in 1843. Voor die tijd was er in Nederland slechts twee siroopfabrieken, en wel "Schoneveld & Westerbaan" te Gouda en Bakker in Oosterbeek. Ook hier werkten de transportkosten in het voordeel van Scholten. Deze siroop was accijnsvrij en geschikt als zoetstof voor bakkerijen en likeurstokerijen. In de tweede helft van de 19e eeuw werd het aantal producten uitgebreid. In de jaren 70 van de 19e eeuw werd ook aardappelsuiker en gom vervaardigd. Dit op dextrinebasis gemaakte product was goedkoper dan het equivalent dat op Arabische gom was gebaseerd.

De concurrentie in West-Nederland kon uiteindelijk het hoofd niet bieden aan de lage transportkosten van de grondstof aardappelen en brandstof turf in de Veenkoloniën. De siroopfabrieken aldaar gingen over op ingekocht aardappelmeel. Een voorbeeld daarvan was de Siroopfabriek "Gouda".

De tweede Nederlandse fabriek, door Scholten opgericht in Sappemeer (1854), maakte aardappelmout ten behoeve van moutwijn. De aardappelmoutindustrie was sterk aanwezig in de Veenkoloniën, in 1841 waren er 17 fabrieken die ook brandewijn, azijn en spiritus vervaardigden. De aardappelziektes van 1845 en 1848 gaven deze industrie een reeks zware tegenslagen. De zieke aardappelen waren niet geschikt voor mout maar wél voor aardappelmeel. Aldus werden veel van Scholtens concurrenten voor aardappelen uitgeschakeld. In de jaren 60 van de 19e eeuw ging de aardappelmoutindustrie verder teloor vanwege de toenemende concurrentie van graanjenever uit Schiedam. De Sappemeerse fabriek werd in 1878 omgebouwd tot strokartonfabriek (de Eendragt).

In 1859 werd een tweede aardappelmeelfabriek te Zuidbroek gestart. Oorspronkelijk zou hier een bietsuikerfabriek worden gebouwd. Deze bleek echter niet rendabel en werd tot een aardappelmeel- en kandijfabriek omgebouwd. Uiteindelijk werd er aardappelmeel, siroop en beenzwart geproduceerd. De fabriek beëindigde de productie in 1965.

In Groningen kwam in 1862 een suikerraffinaderij tot stand, die gebaseerd was op rietsuiker en voornamelijk kandij produceerde. In 1866 werden te Veendam en Stadskanaal twee kleine moutfabrieken gekocht die nu nat aardappelmeel gingen produceren, wat in andere fabrieken verder kon worden verwerkt. Deze werden stopgezet in 1897 respectievelijk 1931.

Vervolgens werden meerdere fabrieken opgericht, waaronder een tiental in het buitenland. Vanaf 1864 besloot Scholten tot productie in Duitse Keizerrijk en opende in 1866 in Brandenburg zijn eerste buitenlandse vestiging. Hiermee zette Scholten zijn eerste stap naar een multinational. Later volgde Neu Ruppin, Tangermünde, Landsberg, Podejuch. Minder succesvolle expansies volgden in Oostenrijk-Hongarije, Tarnów, Tarnopol, Olmutz en in Russisch Polen Petrokow, Nowy Dwór Mazowiecki. In totaal werden, alleen al in de 19e eeuw, 21 fabrieken opgericht door Scholten, waarvan 11 in Nederland.

Ondertussen ontstond concurrentie van diverse particuliere aardappelmeelfabrieken, zoals de Belgische fabrikant Dutalis (1858), die een fabriek te Muntendam oprichtte. Twee particuliere fabrieken, die van K & J Wilkens te Zuidwending en die van Dutalis te Muntendam werden door Scholten aangekocht in 1877 respectievelijk 1884. De nieuwe particuliere fabrikanten waren vooral geconcentreerd in Veendam.

Scholten had ondertussen veel veengebieden opgekocht en begon in ook 1889 een turfstrooiselmaatschappij te Klazienaveen, Zijn zoon Jan Evert Scholten breidde het concern uit met de oprichting van een strokartonfabriek in 1898.

Na de dood van Willem Albert in 1892 nam Jan Evert Scholten de leiding over. In 1896 richtte Jan Evert de Noord-Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek op in Hoogkerk, Vierverlaten 1896. Vanaf 1900 was operationele leiding van de aardappelzetmeelfabrieken en de suikerfabriek in handen van zijn zoon, Willem Albert II (1871-1932), zijn schoonzoon Hermannus Ellens Oving (1868-1939) bestuurde sindsdien de kartonfabrieken en turfstrooiselmaatschappij.

In 1905 werden de diverse fabrieken in N.V.'s omgezet: De N.V. Carton- en Papierfabriek v/h W.A. Scholten; de N.V. Suikerraffinaderij en Stroopfabriek v/h W.A. Scholten; De N.V. Turfstrooiselfabriek en Veenderij Klazienaveen v/h W.A. Scholten. In 1920 werd de suikerraffinaderij aan CSM verkocht.

Kartels

De lage aardappel(meel)prijzen en slechte oogsten in de jaren negentig van de negentiende eeuw leidden tot spanning tussen de veenkoloniale boeren en de particuliere fabrikanten. Willem Scholten wilde van prijsafspraken tussen de particuliere zetmeelfabrikanten niets weten. Hij dacht het wel te redden en wenste bovendien een goede verstandhouding met de boeren. Uiteindelijk heeft zijn opvolger, Jan Evert Scholten, in 1897 het initiatief tot een inkoopkartel genomen: Het Eureka-kartel. Dit werd reeds ontbonden in 1903 maar vormde voor de boeren wél de aanzet om tot de oprichting van coöperatieve aardappelmeelfabrieken in 1898 en in 1919 in het samenwerkingsverband AVEBE (aardappelzetmeelverkoopbureau). Deze wonnen het pleit, in 1905 verwerkten zij reeds 40 % van alle aardappelen. De bestaande particuliere bedrijven gingen saneren en zich richten op zetmeelderivaten, waarvan er steeds meer ontdekt werden. De coöperatieve aardappelmeelfabrieken werden daardoor min of meer toeleverancier voor de derivatenfabrieken.

Concern

Eén van de eerste nieuwe producten van Scholten was een zwelstijfsel, een poeder dat door oplossing in koud water een vloeibaar plakmiddel wordt en bruikbaar is als behangplaksel. Het product was tijdens de Eerste Wereldoorlog ontwikkeld door Mahler & Supf en in 1920 verwierf Scholten door een joint venture met deze fabrikant de productierechten. Dit leidde in 1920 tot de oprichting van W.A. Scholten Chemische Fabrieken, een dochteronderneming van W.A. Scholten Aardappelmeelfabrieken. In 1922 volgt een verkooopsamenwerking met de Duitse firma Ferdinand Sichel A.G., de NV Verkoopcentrale Scholten-Sichel. Later werden op basis van deze technologie ook producten ontwikkeld voor de textiel- en de papierindustrie.

In 1930 fuseert de W.A. Scholtens aardappelmeelfabrieken met de aardappelmeelfabriek N.V. Meihuizen-Boon te Veendam en werd de zetmeelfirma voor het eerst geleid door niet familieleden. Vanaf 1930 waren dat J. Wildervanck en Bernard Gerard Kernkamp,[2] na 1941 alleen Kernkamp) en vanaf 1956 tot 1964 Gerrit Frederik Dalenoord.

In 1947 werd Brinta geïntroduceerd. Dit instantvoedingsmiddel wordt in Foxhol geproduceerd op basis van graankorrels en is dus vervaardigd uit een andere grondstof dan het merendeel van Scholtens producten. Geleidelijk ontwikkelde het bedrijf zich tot een concern.

Vanaf de jaren zestig volgden tal van overnames in diverse landen, onder andere:

Voor de grondstoffen werd men steeds meer afhankelijk van de coöperatieve aardappelmeelfabrieken van Avebe en in 1964 waren er zelfs besprekingen tussen beide ondernemingen om tot nadere samenwerking te komen. Uiteindelijk fuseerde men in 1965 met Honig tot Koninklijke Scholten-Honig.

In 1974 fuseerde Scholten Carton met Verpak (kartonfabrieken Brittania en de Kroon) onder de naam KAPPA, vanaf 1977 onderdeel van KNP.

Zie ook

Externe bron

  • Dorien A. Knaap, Voor geld is altijd wel een plaats te vinden' : de firma W.A. Scholten (1841-1892): de eerste Nederlandse industriële multinational. Proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen, Uitgeverij Van Gorcum, 2004. ISBN 90-232-4053-7 (onlineversie)

Noten

  1. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel 5, p. 695, 1921
  2. [1] Bart Peizel (1887-1974), Leven en werk van de in Veendam geboren kunstschilder, Drs. Petra Maters, 2007, p 112-113
  3. [2] Nederlandse chemische industrie, elf provinciën nummer, mei 1968, p 3-4