Naar inhoud springen

Negev-bedoeïenen: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Teruggedraaid; zie overleg
Label: Handmatige ongedaanmaking
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Israel outline north negev.png|thumb|Noordelijke Negev]]
[[Bestand:השייכים של שבט תראבין.jpg|thumb|[[Sjeik]]s van de Al-Tarabinstam in 1934 in [[Beër Sjeva]]]]
[[Bestand:השייכים של שבט תראבין.jpg|thumb|[[Sjeik]]s van de Al-Tarabinstam in 1934 in [[Beër Sjeva]]]]
[[Bestand:PikiWiki Israel 11406 Art of Israel.jpg|thumb|Bedoeïenentent nabij Rahat, jaren vijftig (20ste eeuw)]]
[[Bestand:Unrecognized Bedouin village.jpg|thumb|Een niet-erkend bedoeïenendorp in de Negev, januari 2008]]
[[Bestand:Unrecognized Bedouin village.jpg|thumb|Een niet-erkend bedoeïenendorp in de Negev, januari 2008]]
[[Bestand:AlSayyid school4.jpg|thumb|Een nieuwe gebouwde school in [[Al-Sayyid]]]]
[[Bestand:Rahat largest Bedouin city in Israel.jpg|thumb|Rahat in 2009]]


De '''Negev-bedoeïenen''' of '''Naqab-bedoeïenen''' zijn een van oorsprong [[Nomade|nomadisch]] of half-nomadisch levend volk, dat voornamelijk in het noordoosten van de [[Negev]]-woestijn in Israël woont. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de [[bedoeïenen]] vrijwel de enige inwoners van de Negev.<ref name="japa-2011">[https://www.researchgate.net/publication/233277078_Bedouin_Communities_in_the_Negev ''Bedouin Communities in the Negev''.] Deborah Shmueli en Rassem Khamaisi; Journal of the American Planning Association, Vol. 77, no 2, 2011, p. 109-125</ref> Zij leefden in tenten en trokken met hun geiten, schapen, ezels en kamelen van plek naar plek door de woestijn op zoek naar [[weide|weidegronden]], zonder zich iets van nationale grenzen aan te hoeven trekken.
Al vele duizenden jaren wonen '''[[bedoeïenen]]''' in de [[Negev]], die sinds de [[Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948]] onderdeel uitmaakt van de staat [[Israël (hoofdbetekenis)|Israël]].


Meerdere stammen – onderverdeeld in [[Clan (verwanten)|clans]] – trokken in het verleden rond in de regio [[Palestina (regio)|Palestina]], inclusief [[Transjordanië]], [[Gaza]] en het [[Sinaï]]-schiereiland. Hun voornaamste verblijfplaats was de Negev. Afhankelijk van de seizoenen verbleven zij tijdelijk ook in het oosten en noorden van de regio. Identiteit en cultuur zijn voor hen nauw verbonden met het grondgebied waarop zij leven. Door regeringspolitiek en door concurrerende volken die aanspraak op het grondgebied maakten werden zij geleidelijk gedwongen tot een bestaan op ingeperkte vaste plekken.
Negev-bedoeïenen waren vroeger nomadische en later ook semi-nomadische Arabieren die van het fokken van vee leven in de woestijnen van Zuid-Israël. De gemeenschap is traditioneel en conservatief, met een goed gedefinieerd waardensysteem dat gedrag en interpersoonlijke relaties stuurt en bewaakt.


Vóór de stichting van Israël leefden zo'n 90.000 bedoeïenen in de noordelijke Negev. Hiervan bleven er slechts circa 10 à 11.000 over.<ref name="japa-2011"/><ref name=bedouins_knesset-2010>[https://www.knesset.gov.il/lexicon/eng/bedouim_eng.htm ''Bedouins in the State of Israel''.] Knesset, 2010</ref> De rest moest, net als de meeste andere [[Palestijnse vluchtelingen]], in 1947-1949 tijdens de [[Nakba]] vluchten. Israël liet in 1949 alleen die bedoeïenen-stammen terugkeren die zich bereid verklaarden het gezag van de Israëlische staat te erkennen en zich te vestigen op de plekken die hen door de staat zouden worden toegewezen.
De bedoeïenenstammen van de Negev zijn onderverdeeld in drie klassen, op basis van hun oorsprong: afstammelingen van oude Arabische nomaden, afstammelingen van enkele Sinaï-bedoeïenenstammen en Palestijnse boeren (Fellaheen) die uit gecultiveerde gebieden kwamen. De Al-Tarabinstam is de grootste stam in de Negev en het Sinaï-schiereiland, Al-Tarabin samen met Al-Tayaha en Al-Azazma zijn de grootste stammen in de Negev.


In de nieuwe staat Israël resteerden kleine dorpen, deels daterend van vóór de stichting van Israël, deels nieuw opgericht door van hun land verdreven bedoeïenen, die door Israël gedwongen werden geconcentreerd in
In strijd met het beeld van de bedoeïenen als woeste staatloze nomaden die door de hele regio zwierven, was tegen het begin van de 20e eeuw een groot deel van de bedoeïenenbevolking in Palestina gevestigd, semi-nomadisch en bezig met landbouw volgens een ingewikkeld systeem van grondbezit, weidegang en toegang tot water.
een gebied dat bekend staat als de [[Siyag]].<ref name="master_rcuv-2012">Bimkom en RCUV, [http://bimkom.org/eng/wp-content/uploads/Bedouin-Negev-Alternative-Master-Plan.pdf ''Alternative Master Plan for the Unrecognized Bedouin Villages in the Negev — Abridged version 2012]{{pdf}} (6 MB).
[https://bimkom.org/eng/the-alternative-master-plan-for-bedouin-villages-in-the-negev/ via]. Zie ook de [https://web.archive.org/web/20120730130918if_/https://www.bustan.org/on/admin/my_documents/my_files/RCUVmaster.pdf korte samenvatting]{{pdf}}</ref>,<sup>p.11</sup> Deze dorpen staan bekend als de "[[unrecognized villages]]" (''‘niet-erkende dorpen’''). Niet erkend door Israël, werden deze niet opgenomen in een planningswet van 1965 en de meeste grond werd bestemd als landbouwgrond, waardoor bouwvergunningen voor nieuwe huizen niet mogelijk zijn en de dorpen bij wet een illegale status kregen.<ref name="ncf-rcuv_bg-2019">[https://www.ohchr.org/_layouts/15/WopiFrame.aspx?sourcedoc=/Documents/Issues/Housing/IndigenousPeoples/CSO/National%20Coexistance%20Forum%20-%20Report.pdf&action=default&DefaultItemOpen=1 ''The Arab Bedouin indigenous people of the Negev/Nagab – A Short Background''.] NCF/RCUV, mei 2019 [https://www.ohchr.org/Documents/Issues/Housing/IndigenousPeoples/CSO/National%20Coexistance%20Forum%20for%20Civil%20Equality.pdf pdf]{{pdf}}</ref> Claims van bedoeïenen over historische grondeigendomsrechten worden door de regering doorgaans afgewezen, of er wordt gedeeltelijke schadevergoeding uitgekeerd in ruil voor het afstand doen van verdere claims.


Vanwege de illegaliteit waren en zijn de bedoeïenen-dorpen voortdurend in hun voortbestaan bedreigd. Waar zij regeringsplannen in de weg staan worden de huizen regelmatig gesloopt. Sinds de 1970er jaren waren dat er duizenden.<ref name="off-map_hrw-2008">[https://www.hrw.org/report/2008/03/30/map/land-and-housing-rights-violations-israels-unrecognized-bedouin-villages ''Off the Map: Land and Housing Rights Violations in Israel’s Unrecognized Bedouin Villages''.] Human Rights Watch, maart 2008. [http://www.hrw.org/sites/default/files/reports/iopt0308_1.pdf pdf]{{pdf}} (5.7 MB) Volume 20, No. 5 (E).</ref>,<sup>p.3</sup> Slechts ongeveer een tiental van deze bedoeïenen-dorpen werd na 2000 officieel door de staat erkend.
Hoewel de bedoeïenen in Israël nog steeds als [[nomaden]] worden beschouwd, zijn ze dat tegenwoordig niet meer, en ongeveer de helft woont in een stad.


Israël heeft sinds zijn ontstaan een politiek gevoerd om de Negev-bedoeïenen zoveel mogelijk in de Siyag te concentreren, om het zo vrijkomende grondgebied voor andere doeleinden te ontwikkelen. Het meeste land werd door de staat in beslag genomen en tot staatsland verklaard.<ref name="japa-2011"/>,<sup>p.112-113</sup>&nbsp;<ref name="land_disputes-2006">[http://citeseerx.ist.psu.edu/viewdoc/download?doi=10.1.1.608.4198&rep=rep1&type=pdf ''Land Disputes in Israel: The Case of the Bedouin of the Naqab''.]{{pdf}} Thabet Abu-Ras, apr 2006</ref> Israël en de semi-staatsbedrijven [[Jewish Agency]] en [[JNF]] wensten (en wensen) de Negev vooral te ontwikkelen voor de vestiging van nieuwe Joodse immigranten en industrie, en algemene infrastructuur. Er wordt gestreefd naar een regionale Joodse meerderheid. Zo werd in 2003 een groots plan gepresenteerd, dat mede bedoeld was als demografisch tegenwicht voor de bedoeïenen-bevolking.<ref name="effort-to-settle-2003">[https://jewishweek.timesofisrael.com/new-effort-to-settle-galilee-negev/ ''New Effort To Settle Galilee, Negev''.] TOI, 22 aug 2003.<br>
Desalniettemin hebben bedoeïenen in de Negev nog steeds schapen en geiten: in 2000 schatte het Israelisch ministerie van Landbouw dat de bedoeïenen in de Negev 200.000 schapen en 5.000 geiten bezaten, terwijl alle bedoeïenen naar schatting 230.000 schapen en 20.000 geiten hadden
"We are going to settle new rural communities in sensitive areas of the Negev where most of it is settled illegally by Bedouins, [...] The task force’s job is to make the Galilee and the Negev attractive for immigrants,"</ref> Volgens [[Human Rights Watch]] streeft de regering naar maximale controle over land en naar toename van de Joodse bevolking in de regio om strategische, economische en demografische redenen.<ref name="uproot-30000_reuters-2011"/>


Israël bouwde speciaal voor de bedoeïenen in de Siyag een aantal 'townships', waar de bewoners veel minder grond tot hun beschikking hebben. Ze moesten daarbij afstand doen van hun traditionele levenswijze en afzien van de claims op hun voorvaderlijke grond. Tussen 1968 en 1989 bouwde de staat 7 townships, waarvan de grootste [[Rahat]] is. Meer dan 100.000 Negev-bedoeïenen werden onder drang en dwang van de staat hiernaar overgebracht of gedeporteerd. Druk werd onder andere uitgeoefend door agressief en destructief optreden tegen de bedoeïenen-dorpen, inclusief het slopen van woningen, het inperken van weidegronden en vernietigen van oogsten.<ref name="green_petrol">De door Ariel Sharon ingestelde paramilitaire "Green Patrol" kon naar believen tenten van onwillige bedoeïenen vernielen, kuddes in beslag nemen, oogsten vernietigen, geldboetes opleggen en bewoners verdrijven. Zie Shmueli/Khamaisi, 2011 (nt. 7) en HRW ''Off the Map'', 2008 (nt. 82)</ref>
Tussen 1968 en 1989 bouwde Israël zeven woonplaatsen in het noordoosten van de Negev voor de bedoeïenenbevolking, waarvan ongeveer de helft naar deze gebieden verhuisde. De bedoeïenenbevolking in de Negev telt 200.000-210.000. Iets meer dan de helft van hen woont in zeven door de overheid gebouwde, alleen voor bedoeïenen bestemde steden; de overige 90.000 wonen in 46 dorpen.


Het omstreden "Prawer-plan" uit 2011 en daarvan afgeleide plannen beogen een einde te maken aan de niet-erkende dorpen en de eigendoms-claims van de bedoeïenen. Premier Benjamin Netanyahu presenteerde het als een plan voor economische ontwikkeling en voorspoed voor de bedoeïenen. Zo'n 30.000 bedoeïenen zouden worden overgebracht naar de townships en enkele nieuw te bouwen dorpen en hun oude huizen gesloopt. Het vrijkomende land werd onder andere bestemd voor ontwikkeling en bouw van militaire bases, ter vervanging van militaire voorzieningen elders. Verder werd de vrijkomende grond bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe Joodse gemeenschappen. De regering trachtte Israëlische Joden te lokken met gunstige hypotheken en belastingvoordelen. De bedoeïenen zelf protesteerden er tegen en noemden het [[etnische zuivering]].<ref name="uproot-30000_reuters-2011">[https://www.reuters.com/article/us-israel-bedouin-idUSTRE7AM2EZ20111123 ''Israeli desert plan would uproot 30,000 Bedouin''.] Reuters, 23 nov 2011</ref> Ook vanuit de internationale gemeenschap klonken grote zorgen over het Prawer-plan.
==Geschiedenis==
===Oudheid===
Historisch gezien hielden de bedoeïenen zich bezig met nomadisch hoeden, landbouw en soms vissen. Ze verdienden ook hun inkomen door goederen en mensen door de woestijn te vervoeren. Door schaarste aan water en permanent weiland moesten ze constant in beweging zijn. De eerste geregistreerde nomadische nederzetting in de Sinaï dateert van 4.000-7.000 jaar. De bedoeïenen van het Sinaï-schiereiland migreerden van en naar de Negev.


Het Prawer-plan werd na vele protesten eind 2013 uitgesteld, maar de in de geest van het plan ging de staat gewoon door om de plannen op andere wijzen door te voeren. Dat gebeurt sindsdien door middel van plannen voor grote projecten waarvoor huizen en andere bebouwing in de dorpen moeten verdwijnen.<ref name="ncf-rcuv_bg-2019"/>
De bedoeïenen vestigden weinig permanente nederzettingen; er is echter enig bewijs over van traditionele gebouwen. Er zijn ook begraafplaatsen gevonden die bekend staan als ''nawamis'' en die dateren uit het einde van het vierde millennium voor Christus. Evenzo zijn openluchtmoskeeën (zonder dak) uit de vroege islamitische periode bekend en nog steeds in gebruik. De bedoeïenen voerden extensieve landbouw uit op percelen verspreid over de Negev.


Het gebruikelijke beleid sinds de 1970er jaren om regelmatig huizen in niet-erkende dorpen te slopen<ref name="off-map_hrw-2008"/>,<sup>p.3</sup> werd sinds het Prawer-plan door de Israëlische staat versterkt voortgezet.<ref name="demolitions-list-dukium">[https://www.dukium.org/?page_id=11916 ''House Demolitions''] Actuele lijst plus archief, incl. vernietigingen van oogsten. Negev Coexistence Forum for Civil Equality</ref> Sinds 2013 en met name sinds 2017, steeg het aantal gesloopte bouwsels gestadig. Net als op de bezette Westoever, inclusief [[Oost-Jeruzalem]] steeg het aantal door de eigenaren zelf gesloopte eigendommen dramatisch. Dit gebeurt onder dreiging van slooporders van de staat, om traumatische ervaringen door gewelddadige sloop, bedreigende slooporders en geldstraffen te voorkomen, of om eigendommen en materiaal te redden.<ref name="ncf-rcuv_bg-2019"/> In maart 2021 werd het dorp [[al-Araqeeb]] voor de 185ste keer sinds 2010 door het leger gesloopt,<ref name="185th_time-2021">[https://www.middleeastmonitor.com/20210325-israel-demolishes-bedouin-village-for-185th-time/ ''Israel demolishes Bedouin village for 185th time''.] MEMO, 25 maart 2021.<br>
Tijdens de 6e eeuw stuurde keizer [[Justinianus I|Justinianus Walachijse]] Bosnische slaven naar de Sinaï om het [[Sint-Catharinaklooster]] te bouwen. Na verloop van tijd bekeerden deze slaven zich tot de islam en namen ze een Arabische bedoeïenenlevensstijl aan.
"The demolition of Al-Araqeeb and other villages in the Negev is a systematic Israeli policy aimed at expelling the native Arab population from the area and transferring them to government-zoned areas to pave the way for the expansion and building of illegal settlements for Jewish-only communities."</ref> en op 7 juli voor de 190ste keer.<ref name="demolitions-list-dukium"/>


In [[Galilea (streek)|Galilea]], in het noorden van Israël, lagen eveneens niet-erkende bedoeïenen-dorpen. Verschillende stammen uit de Negev hadden zich daar en in nog andere regio's gevestigd onder druk van de door de staat opgelegde beperkingen in bewegingsvrijheid. De noordelijke dorpen werden uiteindelijk door de staat erkend, maar kregen pas tussen 1994 en 2001 de status van gemeente. In Galilea wonen ongeveer 60.000 bedoeïenen; in centraal Israël nog eens zo'n 10.000.<ref name="iatf-sheet-2014">[https://www.iataskforce.org/sites/default/files/resource/resource-250.pdf ''Fact sheet, update June 2014''.]{{pdf}} Inter-Agency Task Force on Israeli Arab Issues [https://www.iataskforce.org/resources/view/250 via]</ref>
===Vroeg-islamitisch tijdperk===
In de 7e eeuw versloeg de islamitische Umayyad-dynastie de Byzantijnse legers en veroverde Palestina. De Umayyaden begonnen met economische activiteiten in heel Palestina, een regio in de nabijheid van de dynastieke hoofdstad Damascus. Deze activiteit nam echter af nadat de hoofdstad tijdens de daaropvolgende regering van Abbasiden naar Bagdad was verplaatst.


Op de door Israël bezette [[Bezette Palestijnse gebieden|Westelijke Jordaanoever]] leven vijf [[Bedoeïenen in Palestina|Palestijnse bedoeïenen-stammen]] die oorspronkelijk in de Negev woonden. Ook hier worden de bedoeïenen-dorpen in hun bestaan bedreigd. Huizen en infrastructuur, ook door de internationale gemeenschap gesteunde projecten, worden hier regelmatig door het leger vernietigd, materialen gestolen en de inwoners verdreven. <ref name="iwgia-pal-2020">[https://www.iwgia.org/en/palestine/3638-iw-2020-palestine.html ''Indigenous World 2020: Palestine''.] The Indigenous World, 11 mei 2020</ref><ref name="bedouins-opt_undp-2013">[https://unispal.un.org/DPA/DPR/unispal.nsf/0/45CC88475CFF2EDC85257C59006D5186 ''Bedouins in the occupied Palestinian territory''.] UNDP, sep 2013. [https://www1.undp.org/content/dam/papp/docs/Publications/UNDP-papp-reserach-bedouinsoPt.pdf pdf]{{pdf}} (6,3 MB) Dit document bevat een uitvoerige lijst van stammen en hun woonplaats.</ref>
===Ottomaanse tijd===
De meeste bedoeïenenstammen in de Negev migreerden vanaf de 18e eeuw naar de Negev vanuit de Arabische woestijn, Transjordanië, Egypte en de Sinaï. De traditionele bedoeïenenlevensstijl begon te veranderen na de [[expeditie van Napoleon naar Egypte]] in 1798. De opkomst van de puriteinse Wahhabi-sekte dwong hen om hun overvallen op karavanen te verminderen. In plaats daarvan verwierven de bedoeïenen het monopolie op het leiden van pelgrimskaravanen naar Mekka en het verkopen van voedsel. De opening van het Suezkanaal verminderde de afhankelijkheid van woestijnkaravanen en lokte de bedoeïenen naar nieuw gevormde nederzettingen die langs het kanaal ontstonden.


== Onder Ottomaans staatsbestuur ==
Het [[Ottomaanse rijk]] zag de bedoeïenen als een bedreiging voor de controle van de staat. In 1858 werd een nieuwe Ottomaanse landwet uitgevaardigd die de juridische gronden bood voor de verplaatsing van de bedoeïenen. Onder de Tanzimat-hervormingen die werden ingesteld toen het Ottomaanse rijk geleidelijk aan de macht verloor, introduceerde de Ottomaanse landwet van 1858 een landregistratieproces dat ook bedoeld was om de belastinggrondslag van het rijk te versterken. Er zijn maar weinig bedoeïenen die ervoor kozen om hun land te registreren bij de Ottomaanse Tapu, wegens gebrek aan handhaving door de Ottomanen, analfabetisme, weigering om belasting te betalen en gebrek aan relevantie van schriftelijke documentatie van eigendom voor de bedoeïenen manier van leven in die tijd.
Vanaf 1858 begonnen de [[Ottomanen]] met de registratie van landeigendom in de Negev, om dit gebied economisch te benutten en belastinginkomsten te genereren. Door registratie viel men tevens onder de dienstplicht. De bedoeïense gebieden werden als ongecultiveerd staatsland of [[Mawat]] gedefinieerd. Stammen begonnen onderlinge oorlogen om weide- en landbouwgronden, om dit op hun naam te laten registreren. In 1906 publiceerde de Ottomaanse regering een kaart waarop de Negev was ingedeeld in gebieden voor verschillende stammen. De 6 stammen die waren vermeld waren: Azazma, Ah’eiwat, Tarabin, Sa’idyin, Tayaha en Jabarat.<ref name="bedouin_1871–1948">[https://www.researchgate.net/publication/232978154_The_Negev_Land_Settlement_the_Bedouin_and_Ottoman_and_British_Policy_1871-1948#pf6 ''The Negev: Land, Settlement, the Bedouin and Ottoman and British Policy 1871–1948''.] Ruth Kark en Seth J. Frantzman, British Journal of Middle Eastern Studies 39(1), p. 53-77, 2012 ({{pdf}} beschikbaar)</ref>,<sup>p.56</sup>


In 1900 werd, volgens Kark en Frantzman als eerste nederzetting in de Negev [[Beersheba]] (Bir el-Saba) gevestigd als steunpunt van de regering. Hiervoor werd grond gekocht van de Azazma-stam en in het eerste decennium groeide het aantal inwoners tot 800. Een aantal [[sheik]]s vestigde zich in Beersheba. Er werd tevens een eigen rechtbank voor Azazma-aangelegenheden gevestigd, geleid door 33 sheiks. Meer dorpen werden gebouwd voor moslim-immigranten, pachtboeren uit Gaza en regeringsgebouwen. Een Egyptische kaart uit 1919 vermeldt niet meer dan 153 huizen.<ref name="bedouin_1871–1948"/>,<sup>p.56</sup> Het feit dat de grond voor Beersheba was aangekocht werd – naast belasting- en andere documenten – later tegenover de Israëlisch staat aangevoerd als bewijs dat de bedoeïenen wel degelijk grondeigendom in de Negev hadden.<ref name="indigenous_hagar-2008">[https://www.academia.edu/7621832/Indigenous_Peoples ''State rule and indigenous resistance among Al Naqab Bedouin Arabs''], p. 3-24. Ismael Abu-Saad in: "Indigenous Peoples": HAGAR Studies in Culture, Polity and Identities Vol.8 (2), 2008 (2,7 MB)</ref>,<sup>p.7</sup>
Aan het einde van de 19e eeuw nam sultan [[Abdülhamit II]] andere maatregelen om de bedoeïenen onder controle te krijgen. Als onderdeel van dit beleid vestigde hij loyale moslimbevolking uit de Balkan en de Kaukasus ([[Circassiërs]]) in de gebieden die voornamelijk door de nomaden werden bevolkt, en creëerde hij ook verschillende permanente bedoeïenennederzettingen, hoewel de meerderheid van hen niet bleef. In 1900 werd een stedelijk administratief centrum van [[Beër Sjeva|Bir el-Saba]] opgericht om de overheidscontrole over het gebied uit te breiden.


Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten de bedoeïenen van de Negev met de Turken tegen de Britten, maar trokken zich later terug uit het conflict. Sheikh Hamad Pasha al-Sufi (overleden in 1923) leidde een troepenmacht van 1500 man van de stammen Al-Tarabin, Al-Tayaha en Al-Azazma die zich bij het Turkse offensief tegen het Suezkanaal aansloten.
Een andere maatregel van de Ottomaanse autoriteiten was de particuliere verwerving van grote stukken staatsgrond die door de sultan aan de afwezige landeigenaren werden aangeboden (effendis). Talrijke pachters werden aangetrokken om de nieuw verworven gronden te bebouwen.


== Onder Brits mandaatsbestuur ==
De trend om niet-bedoeïenen te vestigen in Palestina bleef bestaan tot de laatste dagen van het rijk. Tegen de 20e eeuw was een groot deel van de bedoeïenenbevolking gevestigd, semi-nomadisch en bezig met landbouw volgens een ingewikkeld systeem van grondbezit, weiderechten en toegang tot water.
De Britse periode begon met de bezetting van het gebied in de Eerste Wereldoorlog, die in 1922 via de [[Volkenbond]] werd geformaliseerd door de toekenning van het [[Mandaatgebied Palestina|Brits Mandaat voor Palestina]]. De Britten trachtten in de Negev zoveel mogelijk de status quo te handhaven en samen te werken met de bedoeïense bevolking. Het gebied beschouwden ze als [[geopolitiek]] strategisch, maar overigens als waardeloos droog en onvruchtbaar land.


=== Hope Simpson-rapport ===
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten de bedoeïenen van de Negev met de Turken tegen de Britten, maar trokken zich later terug uit het conflict. Sheikh Hamad Pasha al-Sufi (overleden in 1923) leidde een troepenmacht van 1500 man van de stammen Al-Tarabin, Al-Tayaha en Al-Azazma die zich bij het Turkse offensief tegen het Suezkanaal aansloten.
Het Britse ''[[Hope Simpson-rapport]]'' uit 1930 geeft een onnauwkeurige schatting van circa 100.000 bedoeïenen in 5 clusters van verbonden stammen (main Tribes), die weer waren onderverdeeld in 75 sub-stammen. De meesten leefden nomadisch in de Beersheba-regio en zuidelijk en oostelijk daarvan, maar een aanzienlijk aantal trok ook door de [[Jordaanvallei]]. Een kleiner aantal trok ook door de noordelijke gebieden. De Negev-bedoeïenen verklaarden, volgens het rapport, dat zij gewoon waren om gedurende de zomermaanden hun vee in het noorden van Palestina te laten grazen wanneer er in het zuiden geen groen meer beschikbaar was. De kuddes aten de restanten van de oogsten. Ene Mr. Snell, rapporteerde over zulke traditionele graasrechten. De claim werd algemeen in twijfel getrokken, maar officiële rapporten bevestigden migraties naar de Jordaanvallei en het noorden van Palestina. De joodse media beweerden dat de bedoeïenen expres hun kuddes lieten grazen om de joodse kolonisatie te dwarsbomen, terwijl de arabische media zeiden dat de migraties elk zomerseizoen plaatsvonden.<ref name="hope_simpson_beduin-1930">[https://unispal.un.org/DPA/DPR/unispal.nsf/0/e3ed8720f8707c9385256d19004f057c ''PALESTINE – Report on Immigration, Land Settlement and Development''], Hfdst. VI: ''THE BEDUIN POPULATION''. Hope Simpson Report, 1930.<br>
"Of these nomads there were estimated to be 103,331 belonging to five main Tribes and 75 subTribes at the time of the census of 1922, but it is generally agreed that this figure is inaccurate. The majority of these Beduin wander over the country in the Beersheba area and the region south and east of it, but they are found in considerable numbers in the Jordan valley and in smaller numbers in the four other plains. Their rights have never been determined. They claim rights of cultivation and grazing, of an indefinite character and over indefinite areas. Mr. Snell recorded that they have established a traditional right to graze their cattle on the fellah's land after the harvest. In the region which they regard as their own, they divide the country among their various tribes, and in the tract recognised as the sphere of a tribe, the Sheikhs or the Tribal Elders divide the individual plots among the families of the tribe."</ref>


=== Volkstellingen ===
===Tijdperk van het Britse mandaat===
Tijdens de volkstelling van 1922 werden een kleine 73.000 nomaden geteld.<ref name="bedouin_1871–1948">[https://www.researchgate.net/publication/232978154_The_Negev_Land_Settlement_the_Bedouin_and_Ottoman_and_British_Policy_1871-1948#pf6 ''The Negev: Land, Settlement, the Bedouin and Ottoman and British Policy 1871–1948''.] Ruth Kark en Seth J. Frantzman, British Journal of Middle Eastern Studies 39(1), p. 53-77, 2012 ({{pdf}} beschikbaar)</ref>,<sup>p.60</sup> In 1931 waren dat er volgens een ruwe schatting ruim 66.000.<ref name="census-1946-p140">[https://www.palestineremembered.com/Articles/A-Survey-of-Palestine/Story6581.html ''Population of Palestine, Survey 1946, p.140]</ref> Dit betrof alleen bedoeïenen die doorgaans in het subdistrict Beersheba verbleven.<ref name="census-1946-p161">[https://www.palestineremembered.com/Articles/A-Survey-of-Palestine/Story6602.html ''Population of Palestine, Survey 1946, p.161]<br>
Het [[Mandaatgebied Palestina|Britse mandaat]] in Palestina bracht orde in de Negev; deze order ging echter gepaard met verlies aan inkomstenbronnen en armoede onder de bedoeïenen. De bedoeïenen behielden niettemin hun levensstijl, en een rapport uit [[1927]] beschrijft hen als de "ongetemde bewoners van de Arabische woestijnen". De Britten stichtten ook de eerste formele scholen voor de bedoeïenen.
"Also 66,553 Beduins enumerated in 1931 have been excluded. These belonged to tribes usually residing in the Beersheba subdistrict, but found to some extent also in certain other subdistricts."</ref> Zij vormden bijna de totale bevolking van het [[Districten van het mandaatgebied Palestina|Beersheba subdistrict]], dat vrijwel de hele Negev omvatte. Slechts 142 moslims hadden een vaste verblijfplaats in de woestijn, terwijl dat er in 1944 150 waren. Slechts een handjevol Joden had zich er in 1931 gevestigd, wat in 1944 was opgelopen tot 150.<ref name="census-1946-p150">[http://www.palestineremembered.com/Articles/A-Survey-of-Palestine/Story6591.html ''Population of Palestine, Survey 1946, Table 8a, p.150]</ref> Alleen in de plaats Beersheba woonden in 1931 permanent circa 2.800 moslims en in 1944 5.360.<ref name="census-1946-p151">[http://www.palestineremembered.com/Articles/A-Survey-of-Palestine/Story6592.html ''Population of Palestine, Survey 1946, Table 8a, p.151]</ref>


In de 1930er jaren werden 77 verschillende stammen geregistreerd. Alle stammen die in 32 gebieden van het Beersheba-subdistrict land cultiveerden betaalden aan het Britse bestuur belasting, behalve de leden van twee sub-stammen.<ref name="bedouin_1871–1948"/>,<sup>p.63</sup> Voor 1946 werd de schatting van 1931 gehandhaafd.<ref name="census-1946-p140"/> Het [[UNSCOP]]-rapport van 3 september 1947 gaf voor de actuele situatie een hogere schatting van 90.000.<ref name="unscop-1947">[http://unispal.un.org/DPA/DPR/UNISPAL.NSF/0/07175de9fa2de563852568d3006e10f3 ''Report to the General Assembly''.] UNSCOP-rapport van 3 september 1947, Hfdst. II, sectie A, par. 12 (doc.nr. A/364); [https://web.archive.org/web/20100220024210if_/http://www.alzaytouna.net/english/Docs/2009/UNSCOP-47-VI.pdf pdf]{{pdf}}<br>
In de oriëntalistische geschiedschrijving wordt beschreven dat de bedoeïenen van de Negev tot voor kort grotendeels onaangetast bleven door veranderingen in de buitenwereld. Hun samenleving werd vaak beschouwd als een 'wereld zonder tijd'. Recente wetenschappers hebben het idee van de bedoeïenen als 'versteende' of 'stagnerende' weerspiegelingen van een onveranderlijke woestijncultuur in twijfel getrokken. Emanuel Marx heeft aangetoond dat bedoeïenen in een constant dynamische wederkerige relatie met stedelijke centra verwikkeld waren.
Noot 42 bij par. 12: "The 1931 census revealed that there were 66,000 nomadic Bedouins; today they are estimated to number 90,000. Little is known demographically about the people and no account is taken of them in the statistics of this chapter, which deal only with the settled population."</ref>


In 1946 werd in de Negev een telling gehouden op basis van luchtfotografie in combinatie met een volkstelling. De foto's toonden dat de bedoeïenen in meerderheid nog in tenten leefden over een groot gebied. Buiten de plaats Beersheba waren er geen bedoeïenen-steden. De bevolking werd geschat op 57 tot 65 duizend, maar gebaseerd op een schatting van het aantal bewoners per waargenomen tent, zodat de schatting onnauwkeurig bleef.<ref name="bedouin_1871–1948"/>,<sup>p.73-76</sup>
De autoriteiten, wetten en bureaucratie van het Britse mandaat gaven de voorkeur aan gevestigde groepen boven pastorale nomaden en ze vonden het moeilijk om de bedoeïenen van de Negev in te passen in hun bestuurssysteem, waardoor het beleid van het mandaat met betrekking tot de bedoeïenenstammen in Palestina vaak van ad hoc aard was.


== Onder Israëlisch staatsbestuur ==
Maar uiteindelijk, zoals ook was gebeurd met de Ottomaanse autoriteiten, wendden de Britten zich tot dwang. Er werden verschillende voorschriften uitgevaardigd, zoals de Bedouin Control Ordinance (1942), bedoeld om de administratie te voorzien van "speciale controlebevoegdheden over nomadische of semi-nomadische stammen met als doel hen over te halen naar een meer vaste manier van leven". De ruime bevoegdheden van de verordening gaven de districtscommissaris de bevoegdheid om de bedoeïenen opdracht te geven "wel of niet naar een bepaald gebied te gaan of daar te blijven".

Verplicht landbeleid zorgde voor juridische en demografische druk, en tegen het einde van het Britse mandaat was de meerderheid van de bedoeïenen gevestigd. Ze bouwden ongeveer 60 nieuwe dorpen en verspreide nederzettingen, die in 1945 bevolkt werden door 27.500 mensen, volgens de autoriteiten van het mandaat.

===Vanaf 1948===
Vóór de oprichting van Israël bestond de bevolking van de Negev bijna volledig uit 110.000 bedoeïenen; de meesten van hen vluchtten of werden verdreven naar Jordanië, het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. In maart 1948 begonnen bedoeïenen en semi-bedoeïenengemeenschappen hun huizen en kampementen te verlaten als reactie op Palmach-vergeldingsaanvallen na aanvallen op waterpijpleidingen naar Joodse steden. Van de ongeveer 110.000 bedoeïenen die vóór de oorlog in het gebied woonden, bleven er ongeveer 11.000 over. De meesten waren verhuisd van de noordwestelijke naar de noordoostelijke Negev.
Vóór de oprichting van Israël bestond de bevolking van de Negev bijna volledig uit 110.000 bedoeïenen; de meesten van hen vluchtten of werden verdreven naar Jordanië, het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. In maart 1948 begonnen bedoeïenen en semi-bedoeïenengemeenschappen hun huizen en kampementen te verlaten als reactie op Palmach-vergeldingsaanvallen na aanvallen op waterpijpleidingen naar Joodse steden. Van de ongeveer 110.000 bedoeïenen die vóór de oorlog in het gebied woonden, bleven er ongeveer 11.000 over. De meesten waren verhuisd van de noordwestelijke naar de noordoostelijke Negev.


Regel 86: Regel 86:
De bedoeïenen hebben hun eigen authentieke en aparte cultuur, rijke orale poëtische traditie, erecode en een wetboek. Ondanks het probleem van analfabetisme hechten de bedoeïenen belang aan natuurlijke gebeurtenissen en voorouderlijke tradities. De bedoeïenen van Arabië waren de eerste bekeerlingen tot de islam, en het is tegenwoordig een belangrijk onderdeel van hun identiteit.
De bedoeïenen hebben hun eigen authentieke en aparte cultuur, rijke orale poëtische traditie, erecode en een wetboek. Ondanks het probleem van analfabetisme hechten de bedoeïenen belang aan natuurlijke gebeurtenissen en voorouderlijke tradities. De bedoeïenen van Arabië waren de eerste bekeerlingen tot de islam, en het is tegenwoordig een belangrijk onderdeel van hun identiteit.


Hun outfit is ook anders dan die van andere Arabieren, aangezien de mannen lange 'jellabiya' en een witte kleine hoofdtooi dragen, soms op hun plaats gehouden door een 'agall' (een zwart koord). Bedoeïenenvrouwen dragen meestal felgekleurde lange jurken, maar buiten dragen ze '[[abaya]]' (een dunne, lange zwarte jas soms bedekt met glanzend borduursel) en zullen ze altijd hun hoofd en haar bedekken met een 'tarha' (een zwarte, dunne sjaal) wanneer ze hun huis verlaten hun huis.<ref>https://www.mfa.gov.il/mfa/mfa-archive/1999/pages/the%20bedouin%20in%20israel.aspx</ref>
Hun outfit is ook anders dan die van andere Arabieren, aangezien de mannen lange 'jellabiya' en een witte kleine hoofdtooi dragen, soms op hun plaats gehouden door een 'agall' (een zwart koord). Bedoeïenenvrouwen dragen meestal felgekleurde lange jurken, maar buiten dragen ze '[[abaya]]' (een dunne, lange zwarte jas soms bedekt met glanzend borduursel) en zullen ze altijd hun hoofd en haar bedekken met een 'tarha' (een zwarte, dunne sjaal) wanneer ze hun huis verlaten.<ref>https://www.mfa.gov.il/mfa/mfa-archive/1999/pages/the%20bedouin%20in%20israel.aspx</ref>


== Zie ook ==
== Zie ook ==
Regel 110: Regel 110:
{{Appendix}}
{{Appendix}}


[[Categorie:Cultuur in Palestina]]
[[Categorie:Nomade]]
[[Categorie:Cultuur in Israël]]
[[Categorie:Mens en maatschappij in Israël]]
[[Categorie:Politiek in Israël]]
[[Categorie:Geschiedenis van Palestina (staat)]]

Versie van 27 jul 2021 15:02

Noordelijke Negev
Sjeiks van de Al-Tarabinstam in 1934 in Beër Sjeva
Een niet-erkend bedoeïenendorp in de Negev, januari 2008

De Negev-bedoeïenen of Naqab-bedoeïenen zijn een van oorsprong nomadisch of half-nomadisch levend volk, dat voornamelijk in het noordoosten van de Negev-woestijn in Israël woont. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de bedoeïenen vrijwel de enige inwoners van de Negev.[1] Zij leefden in tenten en trokken met hun geiten, schapen, ezels en kamelen van plek naar plek door de woestijn op zoek naar weidegronden, zonder zich iets van nationale grenzen aan te hoeven trekken.

Meerdere stammen – onderverdeeld in clans – trokken in het verleden rond in de regio Palestina, inclusief Transjordanië, Gaza en het Sinaï-schiereiland. Hun voornaamste verblijfplaats was de Negev. Afhankelijk van de seizoenen verbleven zij tijdelijk ook in het oosten en noorden van de regio. Identiteit en cultuur zijn voor hen nauw verbonden met het grondgebied waarop zij leven. Door regeringspolitiek en door concurrerende volken die aanspraak op het grondgebied maakten werden zij geleidelijk gedwongen tot een bestaan op ingeperkte vaste plekken.

Vóór de stichting van Israël leefden zo'n 90.000 bedoeïenen in de noordelijke Negev. Hiervan bleven er slechts circa 10 à 11.000 over.[1][2] De rest moest, net als de meeste andere Palestijnse vluchtelingen, in 1947-1949 tijdens de Nakba vluchten. Israël liet in 1949 alleen die bedoeïenen-stammen terugkeren die zich bereid verklaarden het gezag van de Israëlische staat te erkennen en zich te vestigen op de plekken die hen door de staat zouden worden toegewezen.

In de nieuwe staat Israël resteerden kleine dorpen, deels daterend van vóór de stichting van Israël, deels nieuw opgericht door van hun land verdreven bedoeïenen, die door Israël gedwongen werden geconcentreerd in een gebied dat bekend staat als de Siyag.[3],p.11 Deze dorpen staan bekend als de "unrecognized villages" (‘niet-erkende dorpen’). Niet erkend door Israël, werden deze niet opgenomen in een planningswet van 1965 en de meeste grond werd bestemd als landbouwgrond, waardoor bouwvergunningen voor nieuwe huizen niet mogelijk zijn en de dorpen bij wet een illegale status kregen.[4] Claims van bedoeïenen over historische grondeigendomsrechten worden door de regering doorgaans afgewezen, of er wordt gedeeltelijke schadevergoeding uitgekeerd in ruil voor het afstand doen van verdere claims.

Vanwege de illegaliteit waren en zijn de bedoeïenen-dorpen voortdurend in hun voortbestaan bedreigd. Waar zij regeringsplannen in de weg staan worden de huizen regelmatig gesloopt. Sinds de 1970er jaren waren dat er duizenden.[5],p.3 Slechts ongeveer een tiental van deze bedoeïenen-dorpen werd na 2000 officieel door de staat erkend.

Israël heeft sinds zijn ontstaan een politiek gevoerd om de Negev-bedoeïenen zoveel mogelijk in de Siyag te concentreren, om het zo vrijkomende grondgebied voor andere doeleinden te ontwikkelen. Het meeste land werd door de staat in beslag genomen en tot staatsland verklaard.[1],p.112-113 [6] Israël en de semi-staatsbedrijven Jewish Agency en JNF wensten (en wensen) de Negev vooral te ontwikkelen voor de vestiging van nieuwe Joodse immigranten en industrie, en algemene infrastructuur. Er wordt gestreefd naar een regionale Joodse meerderheid. Zo werd in 2003 een groots plan gepresenteerd, dat mede bedoeld was als demografisch tegenwicht voor de bedoeïenen-bevolking.[7] Volgens Human Rights Watch streeft de regering naar maximale controle over land en naar toename van de Joodse bevolking in de regio om strategische, economische en demografische redenen.[8]

Israël bouwde speciaal voor de bedoeïenen in de Siyag een aantal 'townships', waar de bewoners veel minder grond tot hun beschikking hebben. Ze moesten daarbij afstand doen van hun traditionele levenswijze en afzien van de claims op hun voorvaderlijke grond. Tussen 1968 en 1989 bouwde de staat 7 townships, waarvan de grootste Rahat is. Meer dan 100.000 Negev-bedoeïenen werden onder drang en dwang van de staat hiernaar overgebracht of gedeporteerd. Druk werd onder andere uitgeoefend door agressief en destructief optreden tegen de bedoeïenen-dorpen, inclusief het slopen van woningen, het inperken van weidegronden en vernietigen van oogsten.[9]

Het omstreden "Prawer-plan" uit 2011 en daarvan afgeleide plannen beogen een einde te maken aan de niet-erkende dorpen en de eigendoms-claims van de bedoeïenen. Premier Benjamin Netanyahu presenteerde het als een plan voor economische ontwikkeling en voorspoed voor de bedoeïenen. Zo'n 30.000 bedoeïenen zouden worden overgebracht naar de townships en enkele nieuw te bouwen dorpen en hun oude huizen gesloopt. Het vrijkomende land werd onder andere bestemd voor ontwikkeling en bouw van militaire bases, ter vervanging van militaire voorzieningen elders. Verder werd de vrijkomende grond bestemd voor het ontwikkelen van nieuwe Joodse gemeenschappen. De regering trachtte Israëlische Joden te lokken met gunstige hypotheken en belastingvoordelen. De bedoeïenen zelf protesteerden er tegen en noemden het etnische zuivering.[8] Ook vanuit de internationale gemeenschap klonken grote zorgen over het Prawer-plan.

Het Prawer-plan werd na vele protesten eind 2013 uitgesteld, maar de in de geest van het plan ging de staat gewoon door om de plannen op andere wijzen door te voeren. Dat gebeurt sindsdien door middel van plannen voor grote projecten waarvoor huizen en andere bebouwing in de dorpen moeten verdwijnen.[4]

Het gebruikelijke beleid sinds de 1970er jaren om regelmatig huizen in niet-erkende dorpen te slopen[5],p.3 werd sinds het Prawer-plan door de Israëlische staat versterkt voortgezet.[10] Sinds 2013 en met name sinds 2017, steeg het aantal gesloopte bouwsels gestadig. Net als op de bezette Westoever, inclusief Oost-Jeruzalem steeg het aantal door de eigenaren zelf gesloopte eigendommen dramatisch. Dit gebeurt onder dreiging van slooporders van de staat, om traumatische ervaringen door gewelddadige sloop, bedreigende slooporders en geldstraffen te voorkomen, of om eigendommen en materiaal te redden.[4] In maart 2021 werd het dorp al-Araqeeb voor de 185ste keer sinds 2010 door het leger gesloopt,[11] en op 7 juli voor de 190ste keer.[10]

In Galilea, in het noorden van Israël, lagen eveneens niet-erkende bedoeïenen-dorpen. Verschillende stammen uit de Negev hadden zich daar en in nog andere regio's gevestigd onder druk van de door de staat opgelegde beperkingen in bewegingsvrijheid. De noordelijke dorpen werden uiteindelijk door de staat erkend, maar kregen pas tussen 1994 en 2001 de status van gemeente. In Galilea wonen ongeveer 60.000 bedoeïenen; in centraal Israël nog eens zo'n 10.000.[12]

Op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever leven vijf Palestijnse bedoeïenen-stammen die oorspronkelijk in de Negev woonden. Ook hier worden de bedoeïenen-dorpen in hun bestaan bedreigd. Huizen en infrastructuur, ook door de internationale gemeenschap gesteunde projecten, worden hier regelmatig door het leger vernietigd, materialen gestolen en de inwoners verdreven. [13][14]

Onder Ottomaans staatsbestuur

Vanaf 1858 begonnen de Ottomanen met de registratie van landeigendom in de Negev, om dit gebied economisch te benutten en belastinginkomsten te genereren. Door registratie viel men tevens onder de dienstplicht. De bedoeïense gebieden werden als ongecultiveerd staatsland of Mawat gedefinieerd. Stammen begonnen onderlinge oorlogen om weide- en landbouwgronden, om dit op hun naam te laten registreren. In 1906 publiceerde de Ottomaanse regering een kaart waarop de Negev was ingedeeld in gebieden voor verschillende stammen. De 6 stammen die waren vermeld waren: Azazma, Ah’eiwat, Tarabin, Sa’idyin, Tayaha en Jabarat.[15],p.56

In 1900 werd, volgens Kark en Frantzman als eerste nederzetting in de Negev Beersheba (Bir el-Saba) gevestigd als steunpunt van de regering. Hiervoor werd grond gekocht van de Azazma-stam en in het eerste decennium groeide het aantal inwoners tot 800. Een aantal sheiks vestigde zich in Beersheba. Er werd tevens een eigen rechtbank voor Azazma-aangelegenheden gevestigd, geleid door 33 sheiks. Meer dorpen werden gebouwd voor moslim-immigranten, pachtboeren uit Gaza en regeringsgebouwen. Een Egyptische kaart uit 1919 vermeldt niet meer dan 153 huizen.[15],p.56 Het feit dat de grond voor Beersheba was aangekocht werd – naast belasting- en andere documenten – later tegenover de Israëlisch staat aangevoerd als bewijs dat de bedoeïenen wel degelijk grondeigendom in de Negev hadden.[16],p.7

Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten de bedoeïenen van de Negev met de Turken tegen de Britten, maar trokken zich later terug uit het conflict. Sheikh Hamad Pasha al-Sufi (overleden in 1923) leidde een troepenmacht van 1500 man van de stammen Al-Tarabin, Al-Tayaha en Al-Azazma die zich bij het Turkse offensief tegen het Suezkanaal aansloten.

Onder Brits mandaatsbestuur

De Britse periode begon met de bezetting van het gebied in de Eerste Wereldoorlog, die in 1922 via de Volkenbond werd geformaliseerd door de toekenning van het Brits Mandaat voor Palestina. De Britten trachtten in de Negev zoveel mogelijk de status quo te handhaven en samen te werken met de bedoeïense bevolking. Het gebied beschouwden ze als geopolitiek strategisch, maar overigens als waardeloos droog en onvruchtbaar land.

Hope Simpson-rapport

Het Britse Hope Simpson-rapport uit 1930 geeft een onnauwkeurige schatting van circa 100.000 bedoeïenen in 5 clusters van verbonden stammen (main Tribes), die weer waren onderverdeeld in 75 sub-stammen. De meesten leefden nomadisch in de Beersheba-regio en zuidelijk en oostelijk daarvan, maar een aanzienlijk aantal trok ook door de Jordaanvallei. Een kleiner aantal trok ook door de noordelijke gebieden. De Negev-bedoeïenen verklaarden, volgens het rapport, dat zij gewoon waren om gedurende de zomermaanden hun vee in het noorden van Palestina te laten grazen wanneer er in het zuiden geen groen meer beschikbaar was. De kuddes aten de restanten van de oogsten. Ene Mr. Snell, rapporteerde over zulke traditionele graasrechten. De claim werd algemeen in twijfel getrokken, maar officiële rapporten bevestigden migraties naar de Jordaanvallei en het noorden van Palestina. De joodse media beweerden dat de bedoeïenen expres hun kuddes lieten grazen om de joodse kolonisatie te dwarsbomen, terwijl de arabische media zeiden dat de migraties elk zomerseizoen plaatsvonden.[17]

Volkstellingen

Tijdens de volkstelling van 1922 werden een kleine 73.000 nomaden geteld.[15],p.60 In 1931 waren dat er volgens een ruwe schatting ruim 66.000.[18] Dit betrof alleen bedoeïenen die doorgaans in het subdistrict Beersheba verbleven.[19] Zij vormden bijna de totale bevolking van het Beersheba subdistrict, dat vrijwel de hele Negev omvatte. Slechts 142 moslims hadden een vaste verblijfplaats in de woestijn, terwijl dat er in 1944 150 waren. Slechts een handjevol Joden had zich er in 1931 gevestigd, wat in 1944 was opgelopen tot 150.[20] Alleen in de plaats Beersheba woonden in 1931 permanent circa 2.800 moslims en in 1944 5.360.[21]

In de 1930er jaren werden 77 verschillende stammen geregistreerd. Alle stammen die in 32 gebieden van het Beersheba-subdistrict land cultiveerden betaalden aan het Britse bestuur belasting, behalve de leden van twee sub-stammen.[15],p.63 Voor 1946 werd de schatting van 1931 gehandhaafd.[18] Het UNSCOP-rapport van 3 september 1947 gaf voor de actuele situatie een hogere schatting van 90.000.[22]

In 1946 werd in de Negev een telling gehouden op basis van luchtfotografie in combinatie met een volkstelling. De foto's toonden dat de bedoeïenen in meerderheid nog in tenten leefden over een groot gebied. Buiten de plaats Beersheba waren er geen bedoeïenen-steden. De bevolking werd geschat op 57 tot 65 duizend, maar gebaseerd op een schatting van het aantal bewoners per waargenomen tent, zodat de schatting onnauwkeurig bleef.[15],p.73-76

Onder Israëlisch staatsbestuur

Vóór de oprichting van Israël bestond de bevolking van de Negev bijna volledig uit 110.000 bedoeïenen; de meesten van hen vluchtten of werden verdreven naar Jordanië, het Sinaï-schiereiland, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. In maart 1948 begonnen bedoeïenen en semi-bedoeïenengemeenschappen hun huizen en kampementen te verlaten als reactie op Palmach-vergeldingsaanvallen na aanvallen op waterpijpleidingen naar Joodse steden. Van de ongeveer 110.000 bedoeïenen die vóór de oorlog in het gebied woonden, bleven er ongeveer 11.000 over. De meesten waren verhuisd van de noordwestelijke naar de noordoostelijke Negev.

De eerste Israëlische regering onder leiding van premier David Ben-Goerion verzette zich tegen de terugkeer van de bedoeïenen uit Jordanië en Egypte. De regering zag de Negev als een potentieel thuis voor de massa joodse immigranten, waaronder 700.000 joodse vluchtelingen uit Arabische landen. In de daaropvolgende jaren werden in de Negev zo'n 50 joodse nederzettingen gesticht.

De nieuwe regering gaf pas in 1952 de bedoeïenen identiteitskaarten af. Het landbeleid van Israël werd grotendeels aangepast aan de Ottomaanse landregelgeving van 1858. Volgens de Ottomaanse landwet van 1858 werden gronden die niet als particulier eigendom waren geregistreerd, beschouwd als staatsland. Bedoeïenen waren echter niet gemotiveerd om land te registreren waarop ze woonden, omdat grondbezit voor hen extra verantwoordelijkheden betekende, waaronder belastingen en militaire plichten, en het creëerde een nieuw probleem omdat ze het moeilijk vonden om hun eigendomsrechten te bewijzen. Israël vertrouwde voornamelijk op Tabu-opnames. Het grootste deel van het bedoeïenenland viel onder de Ottomaanse klasse van 'niet-werkbaar' (mawat) land en behoorde dus onder de Ottomaanse wet toe aan de staat. Israël nationaliseerde het grootste deel van de Negev-landen met behulp van de Land Rights Settlement Ordinance die in 1969 werd aangenomen.

Tussen 1968 en 1989 richtte de staat stedelijke nederzettingen op voor de huisvesting van bedoeïenenstammen en beloofde voorzieningen in ruil voor het opgeven van hun voorouderlijk land. Binnen een paar jaar trok de helft van de bedoeïenenbevolking naar de zeven plaatsen die voor hen waren gebouwd door de Israëlische regering.

De grootste bedoeïenenplaats in Israël is de stad Rahat, opgericht in 1971. Andere steden zijn onder meer Tel as-Sabi (Tel Sheva) (opgericht in 1969), Shaqib al-Salam (Segev Shalom) in 1979, Ar'arat an-Naqab (Ar'ara BaNegev) en Kuseife in 1982, Lakiya in 1985 en Hura in 1989.

Degenen die naar deze townships trokken waren voornamelijk de bedoeïenen zonder landaanspraken.

Volgens een rapport uit 2002 werden de nederzettingen gebouwd met minimale investeringen en was de infrastructuur in de loop van drie decennia niet veel verbeterd. In 2002 waren de meeste woningen niet aangesloten op het riool, was de watervoorziening grillig en waren de wegen niet toereikend. Er zijn lessen geleerd en sindsdien is nieuw beleid geïmplementeerd, waarbij de Israëlische regering speciale fondsen heeft toegewezen om het welzijn van de bedoeïenen in de Negev te verbeteren.

In 2008 werd een treinstation geopend in de buurt van de grootste bedoeïenenstad in de Negev, Rahat.

Ontwikkelingsplan voor de Negev

Op 14 juli 2013 gaf het kabinet goedkeuring aan het Negev-ontwikkelingsplan voor de jaren 2013-2017, dat binnen vijf jaar de Negev zou omvormen tot basis voor het Israëlische defensieleger (IDF). Volgens dat plan zijn de gemeentes Beër Sjeva, Dimona, Yerucham, Arad, Ofakim en de regionale Raad van Merhavim verklaard tot nationale gemeentes met voorrang voor dit doel. Daarnaast zal de Negev, en met name Beër Sjeva, een belangrijk high-techcentrum worden voor de staat Israël.

Volgens de betrokken ministers heeft de Negev een revolutie ondergaan door een grote populatie aan te trekken en zal de verplaatsing van bases van het Israëlische leger (naar de Negev de vraag naar huizen bevorderen en de prijzen ervan verlagen. Om jonge mensen en hun families aan te moedigen om naar de Negev te verhuizen, zal de bouw van huizen worden opgevoerd en zullen cultuur en recreatie uitgebreid en infrastructuren ontwikkeld worden om de ruimtes tussen de Negev-gemeentes en het centrum van deze streek te dichten.

Toenmalig minister Silvan Shalom van het Ministerie van Ontwikkeling van de Negev en Galilea verklaarde: Het ministerie zal in samenwerking met de plaatselijke autoriteiten een campagne opzetten om het karakter van de Negev te veranderen. In recente jaren heeft de Negev een revolutie ondergaan; grote bevolkingsgroepen worden aangetrokken en er is een ontwikkeling op alle fronten. Deze bijkomende investering in de Negev is daarbij een aanvulling en zal zowel de hele regio als zijn inwoners op een hoger plan brengen."

De beslissing voor deze ontwikkeling was een aanvulling op het vijf-jaren Begin-Prawerplan voor de ongeveer 200.000 bedoeïenen tellende bevolking in de Negev. Het plan zat reeds in zijn tweede jaar en nu werden er industriële, commerciële en landschapsaspecten aan toegevoegd.[23]

Identiteit en cultuur

Een bedoeïen met een traditonela rababa.

De bedoeïenen beschouwen zichzelf als Arabieren met als oorsprong het moderne Saoedi-Arabië. De bedoeïenen worden gezien als de zuiverste vertegenwoordigers van de Arabische cultuur, 'ideale' Arabieren, maar ze onderscheiden zich van andere Arabieren vanwege hun uitgebreide verwantschapsnetwerken, die hen gemeenschapsondersteuning en de basisbehoeften bieden om te overleven.

De bedoeïenen hebben hun eigen authentieke en aparte cultuur, rijke orale poëtische traditie, erecode en een wetboek. Ondanks het probleem van analfabetisme hechten de bedoeïenen belang aan natuurlijke gebeurtenissen en voorouderlijke tradities. De bedoeïenen van Arabië waren de eerste bekeerlingen tot de islam, en het is tegenwoordig een belangrijk onderdeel van hun identiteit.

Hun outfit is ook anders dan die van andere Arabieren, aangezien de mannen lange 'jellabiya' en een witte kleine hoofdtooi dragen, soms op hun plaats gehouden door een 'agall' (een zwart koord). Bedoeïenenvrouwen dragen meestal felgekleurde lange jurken, maar buiten dragen ze 'abaya' (een dunne, lange zwarte jas soms bedekt met glanzend borduursel) en zullen ze altijd hun hoofd en haar bedekken met een 'tarha' (een zwarte, dunne sjaal) wanneer ze hun huis verlaten.[24]

Zie ook

Externe verwijzingen