Kiel
Niet te verwarren met: kiel |
- Kiel
- [A] van Duits Kiel en
- [B] leenvertaling van Latijn Carina, geschreven met een hoofdletter volgens spellingregel 16.E
[A] Kiel o
- (toponiem) hoofdstad van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein
- (astronomie) sterrenbeeld zuidelijk van de dierenriem (tussen rechte klimming 6u02m en 11u18m en tussen declinatie −75° en −51°)
- Argo, Schip Argo (verouderd)
- Het woord 'Kiel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Kiel
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Kiel |
genitief | Kiels |
datief | Kiel |
accusatief | Kiel |
Kiel
- (toponiem) Kiel, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein
- «Kiel ist eine bedeutende Hafenstadt, die Fährverbindungen zu den meisten großen Ostseehäfen unterhält. Neben der Wirtschaftstätigkeit im Hafen ist Kiel eine große Universitätsstadt.»
- Kiel is een belangrijke havenstad, waarvandaan veerdiensten naar de meeste grote Oostzeehavens worden onderhouden. Naast de economische activiteit in de haven is Kiel een grote universiteitsstad.
- «Kiel ist eine bedeutende Hafenstadt, die Fährverbindungen zu den meisten großen Ostseehäfen unterhält. Neben der Wirtschaftstätigkeit im Hafen ist Kiel eine große Universitätsstadt.»
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Kiel |
genitief | Kiels |
datief | Kiel |
accusatief | Kiel |
Kiel
- (familienaam) een in Duitsland voorkomende familienaam
- «Friedrich Kiel war ein deutscher Violinist, Pianist und Komponist.»
- Friedrich Kiel (1821-1885) was een Duitse violist, pianist en componist.
- «Friedrich Kiel war ein deutscher Violinist, Pianist und Komponist.»
- Friedrich Kiel (1821-185), een Duitse romantische componist en muziekleraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Kiel | die Kiele |
genitief | des Kieles Kiels |
der Kiele |
datief | dem Kiel | den Kielen |
accusatief | den Kielen | die Kiele |
Kiel, m
- (muziekinstrument) kiel, een onderdeel van een klavecimbelmechaniek
- (scheepvaart) kiel, de onderkant van een schip
- (zoötomie) het middelste, harde deel van de vogelveer (zie Ganzenveer)
- (plantkunde) onderdeel van de vlinderbloesem
- (figuurlijk) in samengestelde woorden als Donnerkiel, Kielkropf, Zottiger Spitzkiel (Oxytropis pilosa)
|
|
- [1]: Cembalo zn
- [1]: Saiteninstrument zn
- [1]: Tasteninstrument zn
- [1]: Zupfinstrument zn
- Zie Wikipedia voor meer informatie. [2]
- Zie Wikipedia voor meer informatie. [3]
- Kiel
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Kiel |
genitief | Kiels |
Kiel
- (toponiem) Kiel, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein
- Kiel
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Kiel |
genitief | Kiels |
Kiel
- (toponiem) Kiel, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Sleeswijk-Holstein