echter
- ech·ter
- In de betekenis van ‘nevenschikkend voegwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1641 [1]
echter
- een beperkende tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) beperkt
- Hij beweerde dat paarden vijf poten hebben. Dit bleek echter niet te kloppen.
- ▸ Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden![2]
- ▸ Dit alles zou ik geneigd zijn positief te beoordelen. Daar staat echter tegenover dat deze vaas met plastic bloemen reden geeft tot zorgen met betrekking tot de affiniteit die de nieuwe eigenaar heeft met onze tradities. Maar ik wil u niet met mijn bekommeringen vervelen. We zijn er. Dit is kamer 17, de suite die ik voor u op orde heb laten brengen.[3]
1. een beperkende tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) beperkt
echter
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van echt
- Het woord echter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "echter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "echter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be