• spa·re
vervoeging van
sparen

spare

  1. aanvoegende wijs van sparen


vervoeging
onbepaalde wijs to  spare 
he/she/it  spares 
verleden tijd  spared 
voltooid
deelwoord
 spared 
onvoltooid
deelwoord
 spared 
gebiedende wijs  sparing 

spare

  1. onovergankelijk het zuinig aan doen
  2. overgankelijk ontzien, sparen [3]
  3. overgankelijk het doen zonder, het stellen zonder
  4. overgankelijk afstaan
enkelvoud meervoud
spare spares

spare

  1. reserve
  2. (transport) reservewiel
stellend vergrotend overtreffend
spare sparer sparest

spare

  1. dun, mager, schraal [1]
  2. onbezet, vrij
  3. schaars


  • spa·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord spara
Naar frequentie 2668
vervoeging
onbepaalde wijs spare
tegenwoordige tijd sparer
verleden tijd sparte
voltooid
deelwoord
spart
onvoltooid
deelwoord
sparende
lijdende vorm spares
gebiedende wijs spar
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

spare

  1. onovergankelijk bezuinigen
  2. onovergankelijk opslaan
  3. onovergankelijk sparen
  4. onovergankelijk wegzetten


  • spa·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord spara
vervoeging
onbepaalde wijs spare
spara
spare
spara
tegenwoordige tijd sparar sparer
verleden tijd spara sparte
voltooid
deelwoord
spara spart
onvoltooid
deelwoord
sparande sparande
lijdende vorm sparast sparast
gebiedende wijs spar
spara
spare
spar
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak Klasse 2 zwak
opmerking optioneel optioneel

spare

  1. onovergankelijk bezuinigen
  2. onovergankelijk opslaan
  3. onovergankelijk sparen
  4. onovergankelijk wegzetten