crack
- crack
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘uitblinker in sport’ voor het eerst aangetroffen in 1897 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crack | cracks |
verkleinwoord | - | - |
- (sport) uitblinker
- (scheikunde) gevaarlijke harddrug met door verwarming gezuiverde cocaïne als hoofdbestanddeel
- Het woord crack staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "crack" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "crack" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ crack op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: crack (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /kræk/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
crack | cracks |
crack
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to crack |
he/she/it | cracks |
verleden tijd | cracked |
voltooid deelwoord |
cracked |
onvoltooid deelwoord |
cracking |
gebiedende wijs | crack |
crack
crack m