disperse
- dis·per·se
disperse
- verbogen vorm van de stellende trap van dispers
vervoeging van |
---|
dispersar |
disperse
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersar
vervoeging van |
---|
dispersarse |
disperse
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersarse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersarse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van dispersarse