Naar inhoud springen

Albert Préjean

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Albert Préjean
Albert Préjean (rechts) in Les Nouveaux Messieurs (1929)
Albert Préjean (rechts) in Les Nouveaux Messieurs (1929)
Algemene informatie
Geboren Pantin, 27 oktober 1894
Overleden Parijs, 1 november 1979
Land Frankrijk
Werk
Jaren actief 1921 - 1962
Beroep Acteur en zanger
(en) IMDb-profiel
(mul) TMDb-profiel
(en) AllMovie-profiel
Portaal  Portaalicoon   Film

Albert Préjean (Pantin, 27 oktober 1894Parijs, 1 november 1979) was een Frans acteur en zanger. Hij kende zijn glorieperiode gedurende vijfentwintig drukke jaren (1921-1944). Hij was voornamelijk te zien in komedies en tragikomedies.

Leven en werk

[bewerken | brontekst bewerken]

Afkomst en opleiding

[bewerken | brontekst bewerken]

Préjean kwam ter wereld in Pantin, een gemeente net buiten de Parijse périphérique. Hij bracht zijn kindertijd door in het nabijgelegen Aubervilliers waar zijn ouders een café uitbaatten. Hij was niet geïnteresseerd in het schoolgebeuren. Sport daarentegen boeide hem van jongs af aan, eerst het wielrennen, wat later het boksen, en dit dankzij zijn vriend Georges Carpentier, die uitgroeide tot een beroemd bokser.

Zijn vader, die hem wilde voorbestemmen tot een carrière als zakenman, zond hem naar de universiteit van Freiburg im Breisgau. Préjean hield er enkel zijn kennis van het Duits aan over. Terug in Parijs ging hij werken in de beurs. In die periode ontdekte hij zijn voorliefde voor de film (dankzij Max Linder) en voor de music-hall (dankzij Mistinguett).

Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakte Préjean deel uit van een beroemde escadrille aan de zijde van de legendarische Georges Guynemer. Hij werd meermaals gedecoreerd.

Jaren twintig: eerste stappen

[bewerken | brontekst bewerken]

Préjean debuteerde in 1921 als bij toeval als doublure in de mantel-en-degenfilm Les Trois Mousquetaires van Henri Diamant-Berger met wie hij zeven films draaide. Twee andere cineasten die zijn beginjaren bepaalden waren Raymond Bernard (vijf films) en René Clair (zes films), die de eerste was om Préjean hoofdrollen te schenken. Clairs fantasierijke films maakten de doorbraak van Préjean mogelijk, Un chapeau de paille d'Italie (1928) voorop, een knotsgekke komedie, gebaseerd op de gelijknamige klucht van Eugène Labiche.

Memorabele films waren nog Verdun. Visions d'Histoire (1928), een ontroerende en imposante re-enactment van de Slag om Verdun waarin Préjean een Frans soldaat speelde en Les Nouveaux Messieurs (1929), een komedie van Jacques Feyder, Préjeans laatste stomme film waarin hij een linkse vakbondsman vertolkte die het schopt tot minister.

Aan het einde van die periode regisseerde Préjean de middellange film L'Aventure de Luna Park (1929), zijn enige prestatie als cineast.

Het acteerspel van Préjean was natuurlijk en dat had veel te maken met het feit dat hij geen toneelopleiding had genoten. Zo lukte het hem goed de overstap van de stomme naar de geluidsfilm te maken. Het was evenzeer aan zijn zangtalent te danken dat hij in die overgangsperiode zijn plaats in de Franse filmgeschiedenis verdiende, getuigen daarvan twee belangrijke films uit 1930: Sous les toits de Paris, een internationaal succesrijke muzikale tragikomedie van René Clair en L'Opéra de quat'sous, een muzikaal drama van Georg Wilhelm Pabst.

Het knappe sport- en vliegverleden van Préjean kwam hem goed van pas om sportbeoefenaars en piloten te portretteren:

Jaren dertig: charmante jeune premier met onder meer Danielle Darrieux

[bewerken | brontekst bewerken]

Alhoewel meer dan twintig jaar ouder, vormde Préjean een uitermate charmant en geloofwaardig koppel met de piepjonge Danielle Darrieux en dit in zeven films, meestal lichte komedies. Titels als het erg succesrijke Quelle drôle de gosse (1935) en Caprices (1942) gaven de toon (en het personage van Darrieux die de rol van schertsend, onstuimig en grillig meisje met branie speelde) wonderlijk goed weer. Voor de muziekfilm La crise est finie (1934) kwam zijn zangtalent Préjean weer goed van pas.

Préjean bleef de erg populaire jeune premier spelen tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Naast Danielle Darrieux was hij ook aan de zijde te zien van onder meer Annabella (Un soir de rafle, 1931 en Un fils d'Amérique, 1932), Renée Saint-Cyr (Toto, 1933), Marie Glory (Le Paquebot Tenacity, 1934), Paulette Dubost (L'Auberge du Petit-Dragon, 1934), Josephine Baker (Princesse Tam Tam, 1935), Françoise Rosay (Jenny, 1936, Marcel Carné's eerste film), Elvire Popesco (À Venise, une nuit, 1937), Jany Holt (L'Alibi, 1937), Ginette Leclerc (Métropolitain, 1939) en Suzy Prim (L'Étrange Suzy, 1941).

Commissaris Maigret

[bewerken | brontekst bewerken]

Als opvolger van onder meer Pierre Renoir belichaamde Préjean drie keer (een weliswaar te jonge, slanke en elegante) politiecommissaris Jules Maigret in Picpus (1943) , in Cécile est morte (1944) en in Les Caves du Majestic (1945).

Onvoorzichtig

[bewerken | brontekst bewerken]

Préjean speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog in zes films die waren geproduceerd door Continental-Films, een Franse filmproductiemaatschappij die actief was tijdens de Duitse bezetting maar die werd gefinancierd met Duits kapitaal. Onder die films bevond zich, naast de drie Maigret-films, ook Au Bonheur des Dames (1943), naar de gelijknamige roman van Émile Zola. In dit drama, doorgaans beschouwd als een van de belangrijke films van de Franse jaren veertig, vertolkte Préjean de mannelijke hoofdrol van directeur van een grootwarenhuis, de commerciële rivaal van stoffenwinkeluitbater Michel Simon.

Préjean nam deel aan twee propaganda-operaties: in maart 1942 reisde hij met een delegatie Franse acteurs, waaronder Danielle Darrieux, Viviane Romance en Suzy Delair, af naar de Berlijnse filmstudio's. In augustus 1943 behoorde hij tot een gezelschap van artiesten zoals Édith Piaf en Loulou Gasté die het Frans chanson in Berlijn kwamen promoten. Die propaganda vond heel wat weerklank maar werd ten tijde van de bevrijding fel kwalijk genomen. Préjean werd een tijdje opgesloten zoals de rest van het gezelschap. Hij kwam na enkele weken vrij maar hield imagoschade aan die reizen over.

Latere carrière

[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het begin van de jaren zestig nam Préjean afscheid van de filmwereld in twee komedies met Eddie Constantine in de hoofdrol.

Préjean ontmoette in 1920, op 26-jarige leeftijd, Lulu (echte naam Augusta Favas), een kleren- en hoedenverkoopstertje van 22 jaar. Tijdens de jaren twintig trouwden ze twee keer en gingen ze ook twee keer uiteen, de tweede keer nadat Préjean verliefd was geworden op Annabella.

Tijdens de orlog ontmoette hij de actrice Lysiane Rey met wie hij huwde in 1943. In 1944 kregen ze een zoon, Patrick. Hun huwelijk was van korte duur.

Gedurende de laatste jaren van zijn leven was Jeanne Poché zijn levensgezellin. Ze trouwden in 1977.

Préjean overleed in 1979 op 85-jarige leeftijd aan een hartinfarct.

Filmografie (ruime selectie)

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Patrick Préjean: Albert Préjean, Éditions Candeau, 1979
  • Pierre Cadars: Les Séducteurs du cinéma français : 1928-1958, Henri Veyrier, 1982
  • Olivier Barrot en Raymond Chirat: Noir & Blanc, 250 acteurs du cinéma français 1930-1960, Éditions Flammarion, 2000.
  • Yvan Foucart: Dictionnaire des comédiens français disparus, Mormoiron, Éditions cinéma, 2008,