Naar inhoud springen

Delfzijl

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Delfzijl
Delfziel
Stad in Nederland Vlag van Nederland
Delfzijl (Groningen)
Delfzijl
Situering
Provincie Vlag Groningen (provincie) Groningen
Gemeente Vlag Eemsmond Eemsdelta
Coördinaten 53° 20′ NB, 6° 55′ OL
Algemeen
Oppervlakte 6,78[1] km²
- land 6,35[1] km²
- water 0,42[1] km²
Inwoners
(2023-01-01)
15.380[1]
(2.268 inw./km²)
Woning­voorraad 7.955 woningen[1]
Overig
Postcode 9904-9909, 9930-9934, 9936-9937, 9945-9949
Netnummer 0596
Woonplaats­code 3234
Belangrijke verkeersaders
Website www.delfzijl.nl
Foto's
De haven van Delfzijl
De haven van Delfzijl
Gezicht op Delfzijl vanaf de stadsgracht
Gezicht op Delfzijl vanaf de stadsgracht
Portaal  Portaalicoon   Nederland

Delfzijl (uitspraak; Gronings: Delfziel) is een stad en een van de bestuurscentra van de gemeente Eemsdelta in de Nederlandse provincie Groningen. De haven van Delfzijl is de belangrijkste haven van Noord-Nederland. De stad telt 15.380 inwoners (1 januari 2024, CBS).

Tot 2021 vormde Delfzijl een eigen gemeente. Deze voormalige gemeente Delfzijl besloeg een oppervlakte van 227,4 km² (waarvan 94,49 km² water) en telde vlak voor de opheffing 24.635 inwoners (1 december 2020). Deze gemeente bestond naast de stad Delfzijl uit 13 dorpen en 24 buurtschappen. De gemeente Delfzijl ontstond in 1808 en werd bij de gemeentelijke herindeling van 1990 uitgebreid met de toen opgeheven gemeenten Bierum en Termunten. Op 1 januari 2021 fuseerde de gemeente Delfzijl met Appingedam en Loppersum tot een nieuwe gemeente met de naam Eemsdelta.[2]

De inwoners van Delfzijl droegen vroeger de schimpnamen 'Kraben', 'Krabers' ("krabben") of 'Strandjutters'. Een andere scheldnaam was 'Klokkedaiven', waarvan de herkomst onbekend is.[3]

De gemeente Delfzijl omvatte de volgende plaatsen, dorpen, gehuchten en buurtschappen: Amsweer, Arwerd, Baamsum, Bierum, Biessum, Binnen Ae, Borgsweer, Dallingeweer, Dekkershuizen, Delfzijl, Farmsum, Feldwerd, Fiemel, Geefsweer, Godlinze, Heveskes, Heveskesklooster, Ideweer, Holwierde, Krewerd, Ladysmith, Lalleweer, Losdorp, Meedhuizen, Nansum, Naterij, Nooitgedacht, Opmeeden, Oterdum, Polen, Spijk, Termunten, Termunterzijl, Tuikwerd, Tuikwerderrak, Tweehuizen, Uiteinde, Uitwierde, Vierburen, Vierhuizen, Wagenborgen, Wartum, Weiwerd, Woldendorp en Zeshuizen.

De grootste plaatsen waren:

Woonplaats (BAG) Inwoners 2023[1]
Delfzijl 15.380
Wagenborgen 1.700
Spijk 1.645
Farmsum 1.665
Holwierde 945

Wijken in de plaats Delfzijl

[bewerken | brontekst bewerken]

De plaats Delfzijl bestaat uit de volgende buurten en wijken:

Wijk Buurten
Delfzijl-West Oud West (over de gracht), West 1 (scheepvaartbuurt), West 2 (steenbakkersbuurt), Tuikwerderrak, Dethmerseiland en Fivelzigt
Tuikwerd Tuikwerd, Oogstbuurt, Vogelbuurt, De Rietkampen en Kruidenoever
Delfzijl-Noord Kwelderland, Vestigingbuurt, Schrijversbuurt, Landenbuurt, Bornholm, Rif- en Zandplatenbuurt en Biessumerwaard
Centrum De Vennen
Kroonstad
Nieuwstad
Doklanden
Zie Wapen van Delfzijl voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het wapen van Delfzijl is ontstaan uit een combinatie van de wapens van de diverse, rond Delfzijl liggende, gebieden die allengs in Delfzijl opgingen. De oudste component is de gekroonde harpij. Deze figuur komt eveneens voor op het wapen van Emden, aan de overkant van de Eems. Het is afgeleid van de eens machtige familie Cirksena die vanuit Emden de macht uitoefende over Oost-Friesland. Graaf Edzard I van Oost-Friesland was zelfs een tijdlang (1504-1517) heer van stad en ommeland.

Gedenkteken op de plaats waar de Dorpsterzijl lag
Het gemaal 'De Drie Delfzijlen' ligt nu op de plaats van de drie oude sluizen.
Een 17e-eeuwse plattegrond van de vesting Delfzijl

Ontstaan en haven

[bewerken | brontekst bewerken]

De naam "Delfzijl" betekent zijl (= sluis) in de Delf (= de oude naam van het Damsterdiep). Delfzijl ontstond in de dertiende eeuw toen er een sluis gebouwd werd in de Delf. Toch was er al langere tijd sprake van bewoning van het gebied waar het huidige Delfzijl ligt. In 1982 werd in de directe nabijheid van Delfzijl, onder de wierde Heveskesklooster ten oosten van Delfzijl, een hunebed gevonden. Dit is een indicatie dat er ook al in vroege tijden bewoning was in Delfzijl. Ook de latere wierden getuigen hiervan.

De naam Delfzijl wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde uit 19 juni 1303.[4] Oorspronkelijk lagen er drie zijlen (sluizen) in de Delf. Deze werden Slochter-, Scharmer- en Dorpsterzijl genaamd. Men spreekt dus ook wel van "de drie Delfzijlen". De drie sluizen vielen onder het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen. Bij deze sluizen ontstond al snel bewoning toen er een sluiswachter aangesteld werd. Dit was het begin van het ontstaan van het huidige Delfzijl.

In de middeleeuwen stonden er in de omgeving van Delfzijl verscheidene borgen, met name bij Uitwierde.

Rond 1400 was er reeds sprake van een primitief havenbedrijf bij Delfzijl voor het overladen van zeeschepen op kleinere binnenschepen. De haven van Delfzijl werd vanaf de 16e eeuw in verschillende maritieme geschriften vermeld. Delfzijl vormde een belangrijke uitwijkhaven voor de Nederlanden, wanneer de havens van Holland en Zeeland wegens oorlogsomstandigheden onveilig waren. In 1591 bezocht prins Prins Maurits de haven met een vloot van 150 schepen. Enige decennia later bezocht Piet Hein met de "Zilvervloot" Delfzijl. Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog in 1665 kwam Michiel de Ruyter met de West-Indische vloot en dertig door hem buitgemaakte schepen de haven van Delfzijl binnen.[5] In 1705 week de Groenlandvloot met 96 schepen en een buit van 1100 walvissen uit naar Delfzijl uit angst voor een Franse oorlogsvloot.[3]

Door de ligging aan het water was en is Delfzijl kwetsbaar voor overstromingen. In 1597, 1686, 1717 (de Kerstvloed) en 1825 kwamen er overstromingen en dijkdoorbraken voor. Ook in de 21e eeuw moeten herhaaldelijk de coupures in de dijk bij Delfzijl gesloten worden om te voorkomen dat de stad onder water loopt. In de waterpoort aan het eind van de Havenstraat is een gedenkteken aangebracht, dat de hoge waterstand van 1962 markeert. De allerhoogste waterstand werd in november 2006 gemeten. Door een noordwesterstorm stond het water er tijdens hoogtij toen 4,83 meter boven NAP. Het oude record van 4,50 meter dateerde uit 1825.

Vesting Delfzijl

[bewerken | brontekst bewerken]

De drie sluizen in de Delf vormden een belangrijk strategisch punt. Ze werden niet alleen gebruikt om het binnenwater te lozen op zee, maar konden ook gebruikt worden om het zeewater over het land te laten stromen. Bovendien kon vanuit Delfzijl een belangrijke handelsroute van de stad Groningen gecontroleerd worden. Tevens werd het scheepvaartverkeer op de Eems gecontroleerd en kon zo de scheepvaart voor de haven van Emden gehinderd worden. De haven van de stad vormde ook een invalsbasis voor een grote troepenmacht vanuit zee.

Omstreeks 1414 bouwde de Oost-Friese krijgsheer Keno tom Brok een versterkt huis te Delfzijl, dat vermoedelijk het volgende jaar weer werd afgebroken.[4] In 1499 werd door graaf Edzard I van Oost-Friesland een blokhuis gebouwd te Delfzijl.[4] In 1501 veroverden Groningse troepen de schans, maar Oost-Friese troepen wisten de schans in hetzelfde jaar te heroveren.[6] In 1514 werd de onvoltooide schans van Delfzijl door Oost-Friese troepen onder leiding van Otto van Diepholt veroverd voor graaf Edzard I, nadat de troepen waren gevlucht.[7] Hertog George van Saksen stuurde 4000 Oldenburgse troepen en heroverden de vesting, plunderden de schans en staken deze in brand.[8] In 1515 wisten troepen van Edzard I de vesting weer in te nemen, maar na zijn nederlaag in de Saksische Vete bij Detern in 1516 liet hij de vesting ontruimen, waarop de Groningers de vesting lieten slechten.[9]

In 1534 ondernamen Oost-Friese troepen nog een laatste plundertocht in Farmsum, waarop een nieuwe vesting werd gebouwd bij Delfzijl.[9] In 1536 erkenden de Oost-Friezen keizer Karel V als heer en werd deze schans ingenomen door zijn veldheer Schenck van Toutenburg.[8]

Tachtigjarige Oorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Zeeslag op de Eems bezocht Alva Delfzijl op 25 juli 1568. Hij zag de strategische betekenis en het gevaar van mogelijke invallen door watergeuzen en maakte daarom plannen om er een grote vesting van te maken samen met Farmsum onder de naam 'Marsburg'. Oorspronkelijk was het zijn bedoeling om een vesting te maken waartoe Delfzijl, Farmsum en Appingedam zouden behoren. Dit was zeer tegen de zin van de stad Groningen en is door herhaaldelijk aandringen daarvan niet doorgegaan. Wel werd er vanaf 1569 een provisorische schans met 4 bastions en een gracht van 30 meter breed opgeworpen en werd er een bezetting gelegerd. In 1572 liet De Robles de schans versterken door het terrein tussen de sluizen en de schans ook voorzien van bastions en grachten. De vesting bleef echter zwak door de grote afstand ten opzichte van de Eems, waardoor eventuele ondersteuning met geschut vanaf schepen niet mogelijk was.[6] Met de Pacificatie van Gent in 1576 Liet de graaf van Rennenberg de schans in 1577 innemen op de Spaanse troepen onder leiding van Caspar de Robles, die hij naar Leeuwarden stuurde. Hij liet daarop de verdedigingswerken ontmantelen en gaf enige tijd later opdracht aan Johan van den Kornput om ontwerpen te maken voor de versterking van Delfzijl. Dit plan werd niet direct uitgevoerd. Rennenberg liet eerst door Berthold Entens van Mentheda in 1580 een schans met vier bolwerken aanleggen, omgeven door een gracht, de zogenoemde 'Oude Schans'.[4] Deze schans mat 100 bij 100 meter en lag op de plek waar later de kern van het huidige Delfzijl zou ontstaan. De vesting werd na het overlopen van Rennenberg naar het Spaanse kamp bij het beleg van Delfzijl (1580) door zijn Spaanse troepen onder leiding van Schenk van Nydeggen ingenomen.[9]

Vergeefse aanval door de Spaanse troepen onder Verdugo in de nacht van 12 op 13 februari 1594

In 1591 werd de schans heroverd bij de inname van Delfzijl door Prins Maurits als onderdeel van de Groninger schansenkrijg. Hij zorgde voor versterking van de schans en zo kon het plan van Van den Kornput alsnog uitgevoerd worden. De bestaande vesting van Delfzijl werd omringd door een nieuwe vesting met aan landzijde vijf bastions (of bolwerken of dwingers), omringd door een brede gracht. Dit waren vanaf het noordoosten via het westen naar het zuiden achtereenvolgens het Schippersbolwerk (noordoosten), het Kaspersbolwerk of Holwierderbolwerk (noorden), het Provoostbolwerk of Uitwierderbolwerk (noordwesten), het Jonkersbolwerk of Komandeursbolwerk (westen), het Damsterbolwerk (zuidwesten) en het Farmsumerbolwerk (zuiden). Aan zeezijde werd langs de haven een brede borstwering aangelegd met de Grote Waterpoort (die in 1833 werd vernieuwd). Het geheel werd omringd door een 40 meter brede gracht. Aan zuidzijde werd de haven gedekt door het nieuwe hoornwerk Kostverloren met een heel bastion (het Kostverlorenbolwerk in het zuiden) en een half bastion (in het zuidoosten). Tussen de bolwerken bevonden zich verschillende poorten naar buiten toe: de Landpoort tussen het Provoost- en de Jonkersbolwerk was de hoofdpoort, de Waterpoort of Havenpoort en de Kleine Waterpoort of Ruyterpoort gaven toegang tot de haven in het oosten en de Farmsumerpoort gaf vanuit de vesting Delfzijl toegang tot het hoornwerk.

In 1594 werd door een legereenheid van 1000 man onder leiding van Francisco Verdugo tevergeefs een poging gedaan de vesting Delfzijl weer in te nemen. Deze aanval was bijna gelukt doordat hij de bezetting wist weg te lokken naar het Damsterbolwerk, terwijl hij een aanval deed via het Oosterbolwerk, die door een klein groepje soldaten ternauwernood werd verijdeld met behulp van een oorlogsschip dat voor de kust gelegerd was.[9] Vanaf de reductie dat jaar tot aan 1643 was er een Friese (Staatse) bezetting gelegerd.[6]

Latere geschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Plannen in de 17e eeuw om de vesting verder te versterken door ook aan zuidzijde bastions aan te leggen, de haven volledig te ontsluiten en een bedekte weg aan te leggen kwamen niet tot uitvoering. Ook niet nadat gebleken was dat Bernhard von Galen in 1665 vanuit Engeland geld aangeboden had gekregen als hij Delfzijl zou veroveren, hetgeen mislukte doordat Staatse troepen zijn aanvoerlijnen door dreigden te snijden en hij zich noodgedwongen terug moest trekken. Bij zijn tweede aanval in het Rampjaar 1672 wist Delfzijl een aanval te voorkomen door de omgeving aan zuidzijde te inunderen door de sluizen open te zetten en de dijk van het Damsterdiep door te steken. De aankomst van de naar Delfzijl uitgeweken Oost-Indische vloot onder leiding van admiraal Arnoud van Overbeek met kruit en andere munitie zorgde voor een verdere versterking van de bezetting.[9] In 1686 spoelde een van de bolwerken weg tijdens de Maartensvloed. In 1696 werd de vesting door Menno van Coehoorn versterkt. Binnen de vesting lagen de huizen aan een paar hoofdstraten (Landstraat en Waterstraat) met enkele dwarsstraten (zoals de Marktstraat) en ten noorden daarvan het oefenterrein De Vennen voor de garnizoenssoldaten. De garnizoenskerk van Delfzijl werd in 1614 gebouwd op het eilandje Conijnenbergh binnen de vesting, maar buiten de oude vesting. In 1715 werd een nieuwe Waterpoort gebouwd ter plaatse van de oude Waterpoort.

Bioscoopjournaal uit juli 1939. De onafhankelijkheidsfeesten te Delfzijl ten gevolge van het feit dat 125 jaar geleden de achterblijvers van de elders reeds vertrokken Franse legers deze laatste vesting op Nederlands grondgebied verlieten.

Midden 18e eeuw werd door externe dreigingen meer aandacht aan de vesting gegeven. Vanaf 1773 werd er artillerie gestationeerd. Tijdens de Vierde Engelse Oorlog was er de vrees dat Engelse troepen een landing zouden kunnen uitvoeren bij Delfzijl. Daarom werden de kustbatterijen rondom Delfzijl bemand en werden er wachtposten uitgezet en een wachtschip gestationeerd.[6]

In de Franse tijd werd een Frans garnizoen in Delfzijl gevestigd en werd begonnen met het versterken van de vesting. Er werden vier batterijen geplaatst om het front van Kostverloren dekking te bieden en ook Farmsum binnen de vesting te trekken. Een vijfde batterij werd geplaatst op het buitenwerk van het linkerbastion en voor het Uitwierderbolwerk werd tegen de dijk de Noordbatterij aangelegd. Verder werden op alle batterijen onder andere beddingen voor geschut en kruitmagazijnen geplaatst. In 1796 waren deze versterkingen gereed.[6] In 1799 werd er een kazerne gebouwd en werd er een bataljon van de 'groene jagers' gelegerd onder leiding van de kapiteins baron Chassé en Cort Heyligers.[9] De vesting moest het echter vooral hebben van inundaties. Voor de rest werd deze als zwak gezien. In 1806 werd de vesting bezocht door de Franse minister van marine Decrès en de Nederlandse admiraal De Winter om de aanleg van een grote vesting voor te bereiden. In 1811 werd Delfzijl aangewezen als nieuwe gemeente en werd de vesting aanmerkelijk versterkt met onder andere een blokhuis op de Noordbatterij, een oven voor het maken van 'gloeiende' kogels op het Schippersbolwerk, een aantal kazematten en kruitmagazijnen onderaan de wallen en versterkingen aan het hoornwerk. Voor de Landpoort werden buitenbastions aangelegd en werd aldaar een tweede gracht gegraven.[9] Napoleon duidde in 1812 Delfzijl samen met Fort Lasalle bij Den Helder aan als 'les points de résistance'.[6] Tot na de verbanning van Napoleon naar Elba bleef de plaats door een Franse troepeneenheid bezet onder leiding van Pierre Maufroy: In 1813 waren er 1400 Franse soldaten gelegerd. In 1814 sloegen Kozakken, Pruisen en de Nederlandse landstorm het Beleg om Delfzijl onder leiding van kolonel Marcus Busch. De belegeraars leden echter grote verliezen. Pas nadat de Franse bevelhebber in 1814 een officiële brief had gekregen dat zijn keizer zich had overgegeven, droeg hij op 23 mei de macht over. De Franse uitvallen hadden voor zware verwoestingen gezorgd bij de plaatsen in de omtrek van Delfzijl. Ook Delfzijl zelf liep zware schade op. Ook de garnizoenskerk moest worden herbouwd.

In 1819 kreeg Delfzijl van koning Willem I de status van niet-stemhebbende stad (dus met stadsrechten), hetgeen in 1825 (met Winschoten) werd geformaliseerd.[6] Dat had nog slechts symbolische waarde, daar stadsrechten in de Franse tijd feitelijk al waren afgeschaft.

In 1833 werd de Waterpoort uit 1715 vervangen door de huidige Grote Waterpoort. Twee jaar later liep de vesting zware schade op bij de Kerstvloed. De Vesting Delfzijl behield in de eerste helft van de 19e eeuw haar status en werd naar de Kringenwet beschouwd als een werk van de eerste klasse, terwijl de batterijen rond Farmsum tot de tweede klasse behoorden. Bij de Vestingwet van 1874 werden alle vestingwerken echter toch overbodig geacht, waarop ze tussen 1877 en 1886 volledig werden geslecht. In 1878 werd daarbij ook de noordelijke vestinggracht dichtgegooid. Alleen een deel van de westelijke vestinggracht bleef bewaard.[6]

Ontwikkelingen buiten de vestingwallen

[bewerken | brontekst bewerken]

In de tweede helft van de 19e eeuw, toen de vesting feitelijk al was ingehaald door de tijd, wist de plaats sterk te groeien ten koste van aartsrivaal Appingedam. Een van de redenen hiervoor was het ontstaan van de handelsscheepvaart uit de turfvaart in de Veenkoloniën, die in de loop der tijd steeds meer haar vestigingsplaats in Delfzijl zocht. Verder werd de haven vooral gebruikt voor de aanvoer van graan, hout, kunstmest, steenkool en de uitvoer van industriegoederen uit het achterland.[10] In die tijd verrezen er deels buiten de vesting langs het Damsterdiep molens, scheepstimmerwerven, kalkovens, lijnbanen en steenbakkerijen (zoals steenfabriek Fivelmonde).[11] In de jaren 1850 gingen de ontwikkelingen snel. In 1856 werd de School voor Nijverheid en Zeevaart (de latere zeevaartschool Abel Tasman) gesticht. In 1857 werd een deel van het terrein van De Vennen verkocht om er eenvoudige woningen te kunnen bouwen. In 1858 kreeg de Rijksdienst voor het Loodswezen een vestiging in Delfzijl.

Al in 1845 verenigden vier ingenieurs zich met elkaar: twee Delfzijlster broers Balkema en twee neven uit Luik, Xavier Tarte en Castillion Du Portail, die zich ten doel stelden de spoorwegontwikkeling in Noord-Nederland te stimuleren. Tot 1900 gold Harlingen als de belangrijkste noordelijke zeehaven, een status die verwaterde door het overheidsbeleid ten gunste van de havens in de Randstad, waarbij de belangen van Harlingen en Delfzijl tegen elkaar werden uitgespeeld. Naast Delfzijl golden de havens van Harlingen en ook Vlissingen als beter bereikbaar alternatief tegenover Amsterdam en Rotterdam, waarvan de havens tot 1860 door verzanding niet waren toegerust op de ontwikkelingen van de scheepvaart. Eerst na 1860 kwam het tot een nationaal afgestemd beleid inzake spoorwegaanleg. Voor Harlingen was het toen 20 jaar te laat, voor Delfzijl werd de spoorwegaansluiting nog later gerealiseerd. Harlingen werd tussen 1863 en 1876 voorzien van een grensoverschrijdende spoorverbinding met Duitsland, Staatslijn B. Delfzijl kreeg zijn spoorlijn pas in 1884, maar het werd regionaal en ook nationaal veel meer ondersteund door de provincie Groningen en de rijksoverheid. Hierdoor 'won’ Delfzijl het van Harlingen. De eigen spoorverbinding met de stad Groningen (de spoorlijn Groningen - Delfzijl via Sauwerd), deed de handel verder groeien.

In 1875 werden de vestingwallen geslecht en kon begonnen worden met de uitbreiding. In 1876 werd het Eemskanaal van Delfzijl naar Groningen gegraven, omdat het Damsterdiep steeds minder geschikt was voor de steeds grotere schepen. Met dit kanaal werd Delfzijl afgesneden van Farmsum, maar verkreeg hierdoor wel een belangrijke strategische positie, daar de scheepvaart nu niet meer via de haven van Appingedam, maar via de haven van Delfzijl voer. Delfzijl wist zelfs gedaan te krijgen dat Appingedam geen gebruik van dit nieuwe kanaal mocht maken. Langs het nieuwe kanaal verrezen meerdere scheepswerven, machinefabrieken, kantoren van cargadoors en bedrijven die zich richtten op de scheepsuitrusting. Buiten de scheepsbouw bleef industriële ontwikkeling echter grotendeels achterwege. De korenmolen Adam bleef echter in de vesting staan. Door al deze ontwikkelingen nam de bevolking in het laatste kwart van de 19e eeuw sterk toe. In 1880 werd voor het opvangen van de bevolkingsgroei ook een nieuwe school met 10 klassen gebouwd aan de Singel 52. In 1888 verrees ernaast aan de Singel 50 een nieuwe synagoge, die in 1931 een expressionistische gevel kreeg naar ontwerp van architect Albert van Dijk.

In 1888 werden langs de kust van de Eems twee vuurtorens gebouwd, in Watum en in Delfzijl. Ze zagen er niet uit als de gangbare vuurtorens, het waren stevige gebouwen die goed in die tijd pasten. Ze waren 10,5 meter hoog en er was plaats voor 2 gezinnen van de vuurtorenwachters. De beide vuurtorens werden in de Tweede Wereldoorlog vernield. Een vervangende vuurtoren voor Delfzijl (nummer 2), met een rood-wit-groen sectorlicht op 17 meter boven de gemiddelde waterhoogte van de Eems, moest in 1981 wijken voor het uitbreiden van de haven van Delfzijl.

Na 1900 kreeg de haven een verdere impuls doordat het Rijk in 1903 een nieuwe kade liet aanleggen met stoomkranen en de provincie het haventerrein voorzag van goederenloodsen en andere havenvoorzieningen. De haven groeide geleidelijk uit tot een internationale overslaghaven voor hout, steenkool, granen en chilisalpeter en een exporthaven voor ijzeraarde en landbouwproducten uit de Groninger Veenkoloniën, zoals aardappelmeel, aardappelen en strokarton. Ook was er een grote vissershaven. Er werden door ondernemers verschillende rederijen (waaronder die van Wagenborg in 1939 van architect Jan Beckering Vinckers aan de Marktstraat 10) en scheepskantoren gevestigd.[11]

Er kwamen twee spoorlijnen bij: in 1910 de spoorlijn Zuidbroek - Delfzijl van de NOLS, die verbinding bood met de Groninger Veenkoloniën en Drenthe, en in 1929 de Woldjerspoorweg naar Groningen via de Woldstreek. Op geen van beide lijnen was het reizigers- en goederenvervoer levensvatbaar, zodat ze in 1934 respectievelijk 1941 weer verdwenen. De lijn via Sauwerd bleef als lokaalspoorweg bestaan tot op de huidige dag.

Deze toename tot ongeveer 10.000 bewoners tegen de Eerste Wereldoorlog kon nog worden opgevangen binnen de contouren van de geslechte vestingwallen. Na het slechten van de vestingwallen verrezen er eerst woningen op De Vennen en op de plekken waar tot daarvoor de kazernes hadden gestaan. Het terrein van de vesting zou in de 20e eeuw uitgroeien tot het winkelgebied van Delfzijl. Nadat de vesting volgebouwd was, werd in 1913 een eerste uitbreidingsplan gemaakt voor het gebied 'over de gracht' (nu Oud West genoemd) door gemeentearchitect F.A. Pot. Nadat in 1919 de stoomtramlijn Winschoten - Delfzijl van OG erdoorheen werd geprojecteerd, maakte in 1927 de architect C.C.J. Welleman (de latere burgemeester van Delfzijl) een nieuw uitbreidingsplan. Daarbij werd in het gebied ten zuidwesten van de stadsgracht, tussen de spoorlijn Groningen-Delfzijl en het Damsterdiep, ruimte gecreëerd voor een nieuwe woonwijk met winkels. Langs de stadsgracht werd een plantsoen aangelegd. Daarlangs verrezen de villa's, terwijl daarachter eenvoudige burgerwoningen verrezen. Het duurde overigens wel even voordat de mensen 'zo ver buiten de vesting' wilden wonen. Na 1940 werd deze wijk volgens hetzelfde uitbreidingsplan verder uitgebouwd naar het zuidwesten. Een andere wijk plande Welleman ten noorden van de spoorlijn langs de Uitwierderweg, die vanaf de jaren 1930 werd gebouwd.[11] In deze periode verrezen ook een aantal maatschappelijke gebouwen, zoals de neogotische Sint-Jozefkerk aan de Buitensingel in 1924, Het Gebouw van de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden in de stijl van de Amsterdamse School aan de Singel in 1926, een nieuw gebouw voor de zeevaartschool aan het Abel Tasmanplein in 1930 en een nieuw gemeentehuis aan het Johan van den Kornputplein in 1936 (in de jaren 1950 uitgebreid met een toren met spits).[3] Vermeldenswaardige woningen die in de tijd rond de eeuwwisseling werden gerealiseerd zijn onder andere te vinden aan de Oude Schans 2 (1870), Marktstraat 13 (1910), Waterstraat 15-17 (1930), de Menno van Coehoornsingel 25 (1931) en het Menno van Coehoornplein 1 (1935).[3]

Tweede Wereldoorlog

[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de mobilisatie in de jaren 1930 werden twee lichte kazematten (type s) gebouwd aan weerszijden van de havenmond om met kabels de toegang tot de haven te kunnen beveiligen. Uiteindelijk werden alleen de haveninstallaties vernield en werden enkele Duitse schepen beschoten. Mogelijk omdat de Duitse soldaten er een sterkere bezetting vermoeden werd Delfzijl niet op 10 mei, maar pas na een verkenning op 11 mei 1940 ingenomen.[6]

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vormde Delfzijl tot het verraad van Van der Waals een steunpunt van de zogenoemde Zweedse Weg onder leiding van de Delfzijlster dokter Allard Oosterhuis. In 1943 werd de plaats aangewezen als centrum van de Stützpunktgruppe die Emden moest verdedigen en onderdeel moest gaan vormen van de Atlantikwall. Ten westen van de stad werd hiervoor vanaf 1943 de Batterie Nansen en ten oosten de Batterie Fiemel gebouwd. Ook werd de omgeving van de stad zwaar versterkt met bunkers, loopgraven en andere militaire middelen.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd de haven van Delfzijl gebruikt om het zogenaamde Zweeds wittebrood te lossen. De Duitse bezetting eindigde door de vele versterkingen later dan op de meeste plaatsen in Nederland. De Duitsers hadden het gebied rond de stad geïnundeerd en gebruikten ook de luchtverdedigingswerken aan beide zijden van de Eems als artilleriestukken om de oprukkende Canadese troepen te bestoken die vanaf 21 april 1945 de stad naderden. Er werd fel slag geleverd om de Zak van Delfzijl. De stad was van strategisch belang voor de bescherming van de Eems en de Duitse stad Emden. De zogenoemde Zak van Delfzijl (Delfzijl Pocket) zorgde ervoor dat de bevrijding van Delfzijl verschillende dagen duurde. Pas nadat al het luchtafweergeschut was vernield capituleerde het Duitse garnizoen op 1[6] of 2[12] mei 1945. De binnenstad van Delfzijl werd bij de bevrijding door de krijgshandelingen grotendeels verwoest.

Industriële ontwikkeling

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog werd de binnenstad herbouwd. De wederopbouw leidde tot nieuwe uitbreidingen, waarbij in 1953 ook de gereformeerde kruiskerk van Delfzijl werd gerealiseerd. De echte ontwikkeling van de stad kwam echter pas na 1955 op gang.

In de jaren 1950 werd de Eemsmondregio waarin Delfzijl ligt door de Nederlandse overheid aangewezen als gebied voor economische ontwikkeling en ontsluiting van Noord-Nederland. De redenen hiervoor waren dat de Nederlandse overheid na de Tweede Wereldoorlog inzette op een grootschalige industrialisatie, waarbij de ligging aan diep vaarwater essentieel werd geacht voor het opzetten van basisindustrieën; industrieën die grondstoffen tot halffabricaten moesten gaan verwerken. Door zijn afgelegen positie zou Delfzijl hier niet voor in aanmerking gekomen zijn als niet in 1951 een grote zoutdiapier zou zijn aangetroffen in de bodem van Westerlee. Hierdoor werd Delfzijl aantrekkelijk voor de vestiging van verwerkende industrieën. De chemische industrie kon hier pekelwater vanuit zee betrekken en industriële afvalproducten konden eenvoudig op zee worden geloosd, zo dacht men. De eindproducten (soda en kunstmeststoffen) konden vanuit Delfzijl snel naar de belangrijke afzetmarkten in vooral Scandinavië worden geëxporteerd. De Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie liet in 1957 een sodafabriek bouwen bij de haven van de stad. Deze fabriek werd meteen de grootste werkgever van de stad, met ongeveer 1400 banen.[10] In 1958 werd door het Rijk, de provincie en de gemeente ook het Havenschap Delfzijl opgezet dat zich hard zou gaan maken voor de industrialisatie van Delfzijl door de aanleg van het grote bedrijventerrein Oosterhorn (waarvoor drie dorpen in de Oosterhoek werden platgegooid) en de acquisitie van bedrijven. In 1959 werd dit nog versterkt doordat de stad door het Rijk werd aangewezen als een ontwikkelingskern in het probleemgebied (later eufemistisch 'stimuleringsgebied' genoemd) Groningen: er was veel werkloosheid door de uitstoot van de steeds meer mechaniserende landbouw. Industrie kon helpen om deze mensen weer aan de slag te krijgen. Gehoopt werd dat de industrie bij Delfzijl een 'trekpaard'-functie kon vervullen: de kapitaalintensieve basisindustrieën moesten andere verwerkende bedrijven aantrekken en zo Delfzijl doen uitgroeien tot een wijdvertakt industrieel complex. Omdat basisindustrieën veel kapitaal vereisen stelde het Rijk hiervoor grote overheidssubsidies beschikbaar. De vondst van aardgas in 1958 zorgde voor een verdere stimulans. Hierdoor en door het feit dat het Rijk een 'aardgaspot' had ingesteld waaruit bedrijven vestigingssubsidies konden krijgen, kon de zeer veel energie vragende aluminiumsmelterij Aldel worden gerealiseerd.

De steun van het Rijk leidde tot een enorme impuls voor de plaats. In 1959 werd het Eemskanaal omgelegd naar de oostzijde van Farmsum, waar een nieuw havengebied werd gerealiseerd. In het begin van de jaren 1960 werden grootste plannen voorzien voor de stad, die moest uitgroeien tot 80.000 inwoners. In aanloop daartoe werden grote stukken grond in de buurdorpen Farmsum, Biessum en Uitwierde bij het stadsgebied van Delfzijl getrokken. Hierop moesten de grote stadsuitbreidingen verrijzen. In hoog tempo werd in de jaren 1960 ten noorden van de spoorlijn Groningen-Delfzijl, grenzend aan het water van de Eems, de nieuwe wijk Delfzijl-Noord uit de grond gestampt, aansluitend aan het wijkje bij de Uitwierderweg. Hierbij verdween de oorspronkelijke kavelstructuur aan de oostzijde van de wierde Biessum volledig. Ten zuidwesten van de bestaande bebouwing verrees in de jaren 1970 de wijk Tuikwerd. In 1968 kreeg de stad een eigen ziekenhuis: Delfzicht. Bij veel van deze plannen speelde PvdA-wethouder Jan Beijert een belangrijke rol.

In 1968 werd gestart met de aanleg van een diepzeehaven, gevolgd door de aanleg van het industrieterrein Oosterhorn en de aanleg van het Zeehavenkanaal. De spoorlijn Groningen-Delfzijl ging met goederentreinen via de stamlijn Delfzijl ook het industriegebied bedienen. Voor alle geplande ontwikkelingen moesten in de Delfzijlster Oosterhoek de dorpen Weiwerd, Heveskes en Oterdum wijken. Het middeleeuwse kerkje van Heveskes bleef eenzaam achter in een grote leegte die tot industriegebied moest worden omgevormd. Op de zeedijk waar vroeger het schilderachtige dijkdorp Oterdum lag bleef alleen het oude gereconstrueerde kerkhof achter. Door de aanleg van de Hogelandsterweg (de N997 naar onder meer de Eemshaven) moest ten noorden van Delfzijl het gehucht Ladysmith wijken. Alleen de sloop van het toen nog niet tot de gemeente Delfzijl behorende dorp Borgsweer werd voorkomen. In 1974 werden de oude Drie Delfzijlen in verband met de Deltawet samen met de 18e-eeuwse sluiswachterswoningen en spilsluizen gesloopt en vervangen door een nieuw gemaal en een verhoogde zeedijk. Omdat de zeeschepen maar bleven groeien in tonnage besloot de Rijksoverheid daarop om de Eemshaven aan te leggen voor nog grotere schepen.

Economische neergang en bevolkingsdaling

[bewerken | brontekst bewerken]

Toen de haven van Delfzijl in 1973 klaar was, was de economie inmiddels beland in de oliecrisis, mede waardoor de industriële expansie sterk verminderde. Ook had het beleid niet geleid tot het gehoopte 'trekpaardeffect'. De subsidies hadden vooral filiaalbedrijven van grote ondernemingen getrokken en spin-offs waren uitgebleven. Een andere oorzaak van het wegblijven van bedrijven waren de sterk verscherpte milieueisen van de provincie Groningen.[10] Grote delen van het industriegebied van zowel Delfzijl als de Eemshaven lagen daardoor nog braak. Er was rondom Delfzijl alleen een havenformatie ontstaan: bedrijven die zich er vanwege de haven hadden gevestigd.[10] Het Rijk stopte daarop met het geven van subsidies voor de vestiging van nieuwe bedrijven. Een belangrijk deel van het beoogde industriegebied Oosterhorn in de Oosterhoek bleef dus braak liggen. Dat geldt in het bijzonder voor de plekken waar de gesloopte dorpen hebben gestaan. De stad bleef echter ook daarna nog een tijdlang woningen bouwen om de groeiende bevolking te kunnen huisvesten. De prognoses werden echter bij lange na niet gehaald en na 1981 volgde zelfs een grote krimp van de bevolking, die voor de stad steeds meer een centraal thema werd. Zowel Delfzijl-Noord en Delfzijl-West als Tuikwerd kampten met grote leegstand. Bewoners trokken weg bij gebrek aan werk in de regio en omdat veel huur- en koopwoningen niet meer aan de eisen van tijd voldeden. Hoogopgeleiden bleken er niet meer te willen wonen.[13] Ontgroening en vergrijzing namen toe en de werkloosheid steeg tot alarmerende hoogten. De bestuurders van de stad bleven echter tot halverwege de jaren negentig inzetten op groei.

Sloop en stadsvernieuwing

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1996 besloot de stad 1000 woningen te slopen, waarvan 650 door de lokale Woningstichting Delfzijl (in 2002 opgegaan in Acantus).[14][15] In 2000 stelde de door de stad ingestelde commissie onder leiding van de Noord-Hollandse gedeputeerde Frans Tielrooij echter vast dat dit volstrekt ontoereikend was gebleken: ondanks de grote sloop nam de leegstand nog steeds toe. Veel werk op de industriegebieden bij de stad was bovendien niet meer laag- maar hooggeschoold en deze werknemers woonden elders in koophuizen in plaats in van de verouderde huurwoningen in de stad. Het imago van de steeds verder verpauperende stad was zeer slecht.[16] Delfzijl stond daarmee voor een van de grootste sloopopgaven van Nederland. Op advies van de commissie-Tielrooij werd besloten sloop te combineren met stadsvernieuwing door nieuwbouw van ruimer opgezette groene en meer gedifferentieerde woonbuurten.[17] Rond 2010 was de leegstand met de sloop van 1200 woningen en de bouw van 450 nieuwe woningen grotendeels opgelost. Volgens de prognoses van het CBS uit 2012 zal de bevolking in de gemeente tot 2040 dalen van 26.000 naar 18.000 inwoners.[14] Het herstructureringsplan kostte de stad, de provincie en het Rijk honderden miljoenen euro's. De daling van het aantal inwoners had ook als gevolg dat voorzieningen als het ziekenhuis en het theater onder druk kwamen te staan, doordat de bevolking van de gemeente onder de cruciaal geachte grens van 25.000 inwoners zakte.[18] In 2018 werd het ziekenhuis gesloten en vervangen door een polikliniek.

In het kader van de herstructurering van Delfzijl werd vanaf 2015 ook de oude binnenstad aangepakt. Om de grote leegstand in het winkelgebied te verminderen en de binnenstad een fraaiere uitstraling te geven werd besloten een open verbinding met de haven en een nieuw kweldergebied met een natuur- en recreatiegebied langs de kust te creëren (Project Marconi). De oude vestingstructuur moest zichtbaarder worden door een deel van de gracht weer open te graven, veel groen aan te leggen en het winkelgebied te verkleinen. Hierdoor moet ook het stationsgebied een fraaiere uitstraling krijgen. Voor de plannen werd in 2018 de tien verdiepingen tellende Vennenflat uit 1969 tussen het centrum en de haven gesloopt.

Economie en energie

[bewerken | brontekst bewerken]

Delfzijl is de op vijf na grootste havenstad in Nederland. Scheepswerven in de stad zijn Nautisch Centrum Delfzijl en Niestern Sander. Chemiepark Delfzijl is qua grootte het tweede chemie industriegebied van Nederland. Zeventien procent van de totale landelijke werkgelegenheid in de chemie bevindt zich in Delfzijl. Fabrieken waren of zijn onder andere Aluminium Delfzijl (ALDEL) (als Klesch Aluminium Delfzijl in 2017 failliet gegaan), Akzo, NKF en Dow Chemical. Bij Akzo wordt vrijkomend waterstofgas via brandstofcellen in elektriciteit omgezet. Ook wordt er grondstof voor de supersterke Twaron-vezel gemaakt. In 2006 werd in Delfzijl de eerste biomethanol fabriek ter wereld geopend. In de gemeente zijn in totaal zo'n 14.000 arbeidsplaatsen.

In 2016 werd gestart met de aanleg van een zonnepark.[19] Havenbedrijf Groningen Seaports, projectontwikkelaar Sunport Energy en de Duitse financier en bouwer Wirsol gaan in de zuidwestelijke hoek van het Delfzijlse havengebied ongeveer 123.000 zonnepanelen plaatsen.[19] Deze komen op een terrein ter grootte van zestig voetbalvelden en wordt daarmee het grootste van Nederland.[19] Het park vergt een investering van 30 miljoen euro. Als de bouw volgens plan verloopt zal eind 2016 de zonnestroom aan de industrie in de regio Eemsdelta worden geleverd.[19]

Bij Delfzijl verrezen in 2015-2017 drie windmolenparken: Windpark Delfzijl Noord, Delfzijl Midden en Delfzijl Zuid. Er wordt energie geleverd aan onder meer het datacenter van Google in de Eemshaven. Het totale vermogen van Windpark Delfzijl Noord (dat niet in of bij Delfzijl-Noord ligt, maar bij de Bocht van Watum en het industriegebied Oosterhorn) is 62,7 megawatt. Het bestaat uit 19 windturbines.[20]

Voorzieningen

[bewerken | brontekst bewerken]

Delfzijl vervult binnen Noordoost-Groningen een centrumfunctie. De plaats beschikt onder meer over een schouwburg 'De Molenberg', een educatief instituut voor kunst en cultuur, een openbare bibliotheek, instellingen voor basis-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs en binnen- en buitensportvoorzieningen.

Het Ziekenhuis Delfzicht werd in de jaren zestig gebouwd aan de Jachtlaan in Delfzijl-West, op de plek waar zich vroeger het gehucht Zeshuizen bevond. In de 21ste eeuw waren er veel plannen voor renovatie en nieuwbouw, maar in plaats daarvan werd het ziekenhuis in 2018 gesloten. Het Ommelander Ziekenhuis Groningen in Scheemda werd het aangewezen ziekenhuis voor de agglomeratie Delfzijl-Appingedam. Het vestigde een servicepunt in Delfzijl, waar poliklinische behandelingen worden verricht in een aantal specialismen.

De plaats Delfzijl is een van de plaatsen in Nederland die het meest te maken hebben met bevolkingsdaling. In 1981 bereikte het inwonertal een hoogtepunt, daarna werd een dalende trend in gang gezet.

Hieronder de ontwikkeling van zowel de gemeente als de plaats Delfzijl.

Bevolkingsontwikkeling gemeente tussen 1909 en 2020
Bron: Volkstellingen en CBS, 1909-1990 optelling Delfzijl, Termunten en Bierum
Bevolkingsontwikkeling plaats tussen 1795 en 2020
Bron: Volkstellingen en CBS.
 Inclusief Farmsum

Bezienswaardigheden

[bewerken | brontekst bewerken]
Het Eemshotel
De Waterpoort van Delfzijl
De steenfabriek Fivelmonde
Station Delfzijl met de contouren van de vroegere Vesting Delfzijl in de bestrating ervoor

Aan het einde van de Havenstraat ligt in de dijk de historische Grote Waterpoort. Deze verving in 1833 zijn voorganger uit 1715 en is als enige bewaard van meerdere waterpoorten die Delfzijl kende. De Waterpoort werd in de jaren 70 gerestaureerd en is nog steeds in gebruik. Bij hoge vloed wordt de poort afgesloten door middel van een metalen deur. Aan de havenzijde is een steen met inscriptie die de springvloed van 1962 markeert.

Steenfabriek Fivelmonde

[bewerken | brontekst bewerken]

In de omgeving van Delfzijl werden in de 19e eeuw veel steenfabrieken gesticht, omdat de Groningse klei uitermate geschikt is om baksteen van te maken. De steenfabriek Fivelmonde in Delfzijl is een van de weinige overgebleven complete Groningse steenfabrieken. Er worden sinds de sluiting in 2002 geen stenen meer gemaakt. Tegenwoordig wordt de steenfabriek als Industrieel erfgoed beheerd door een stichting.

Doordat Delfzijl meermalen een strijdtoneel is geweest, zijn er nauwelijks gebouwen van voor de Franse tijd bewaard gebleven. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog is veel vernield. Enkele bijzondere bouwwerken in het centrum zijn:

In de gemeente waren er een aantal rijksmonumenten en oorlogsmonumenten, zie:

Gedenktekens en kunst

[bewerken | brontekst bewerken]

Voor een lijst van beelden, sculpturen en objecten geplaatst in de openbare ruimte, zie de lijst van beelden in Delfzijl.

Op de dijk nabij het in zee gebouwde Eemshotel staat het monument voor de streektaalzanger en -dichter Ede Staal, die een deel van zijn leven in Delfzijl woonde en er begraven ligt. Ede Staal bezong in zijn liedjes vaak dit deel van de provincie Groningen. Een van zijn liedjes gaat over de haven van Delfzijl. Het monument is een 10 meter hoge zuil, is ontworpen door de kunstenaar Chris Verbeek. Op de band rondom staat de tekst van het lied Credo - Mien bestoan van Ede Staal.

De Franstalige Belgische schrijver Georges Simenon verbleef in het interbellum enige tijd met zijn jacht in Delfzijl. Tijdens zijn verblijf bedacht hij het romanpersonage Maigret (politieman en detective). De roman Crime en Hollande (Misdaad in Holland; Maigret in Holland) speelt zich af in Delfzijl. Naast het Damsterdiep bij Tuikwerd staat een standbeeld van Maigret, gemaakt door Pieter d'Hont. Het werd in 1966 door Simenon onthuld.

Loodsenmonument

[bewerken | brontekst bewerken]

Op de dijk nabij het strand staat het Loodsmonument. Het werd op 21 oktober 1922 onthuld naar aanleiding van de ramp in oktober 1921 waarbij tijdens een zware storm de loodsschoener Eems No. 2 met de voltallige bemanning verging. Het monument is geplaatst ter nagedachtenis aan alle sinds 1872 omgekomen loodsen uit Delfzijl.[21]

In Delfzijl is sinds 1966 het IVAK ("Instituut Voor Amateuristische Kunstbeoefening", thans "Centrum voor Kunst en Cultuur in Noordoost Groningen") gevestigd. met als doelstelling zo veel mogelijk mensen kennis te laten maken met kunst en cultuur, door lessen, cursussen, optredens, voorstellingen en tentoonstellingen. Verder beschikt Delfzijl over een bibliotheek aan de Oude Schans.

In Delfzijl bevindt zich het Muzeeaquarium Delfzijl, dat bestaat uit een museum en een zeeaquarium. Het museum is onder andere gebouwd in een bunker uit de Tweede Wereldoorlog. Tevens is hier een deel van het in 1982 bij Heveskesklooster gevonden hunebed G5 tentoongesteld. Het aquariumdeel geeft een uitgebreid overzicht van in de Waddenzee voorkomende (levende) dieren. Het museum beschikt verder over vier collecties: de eerste is gewijd aan archeologie, de tweede aan geologie en diverse gesteentes, de derde is een expositie met de maritieme geschiedenis van Delfzijl, modelschepen en andere maritieme attributen en ten slotte is er een schelpencollectie. Het museum moest wijken voor verbreding van de zeedijk, maar werd in 2018 heropend op een nabijgelegen locatie.

Uitgaansleven

[bewerken | brontekst bewerken]

Delfzijl beschikt over een schouwburg De Molenberg, waar ook de filmliga Eemsmond film vertoont sinds in 1989 de bioscoop gesloten werd.

Sport en recreatie

[bewerken | brontekst bewerken]

Door deze plaats loopt de Europese wandelroute E9, ter plaatse ook Noordzeepad of Wad- en Wierdenpad geheten.

In Delfzijl zijn diverse sportclubs gevestigd. Er zijn anno 2024 drie voetbalverenigingen, namelijk NEC Delfzijl, VV Farmsum en zaalvoetbalvereniging v.v. Oosterhoek. Daarnaast zijn er een tennisvereniging, atletiekvereniging, zeil- en roeivereniging, volleybalverenigingen, basketbalvereniging Martial Aristos Combinatie, tafeltennisvereniging, ijsvereniging, jeu-de-boulesbaan, Scouting Fivelgroep, et cetera.

Ook heeft Delfzijl een aantal muziekverenigingen, waarvan DHO (Delfzijls Harmonie Orkest) het oudste is. Het is opgericht op 30 april 1896. Aan de dijk bij het Eemshotel ligt het strand van Delfzijl. Ook beschikt Delfzijl over twee jachthavens, een motorcrosscircuit en er is een schietbaan. Verder zijn er in de omgeving diverse wandel- en fietsroutes, die vaak voeren langs de historische wierdedorpen. Een voorbeeld hiervan is de Internationale Dollardroute.

Delfzijl kent een aantal bekende en minder bekende evenementen, waarvan een deel zich afspeelt op en om het water.

  • De Pinksterfeesten worden georganiseerd tijdens Pinksteren door de zeil- en roeivereniging Neptunus, met tal van feesten en activiteiten. Tot de hoogtepunten behoren het traditionele sliksleeën (Gronings: Krait'n) in het slik op een drooggevallen stuk van de Eems nabij het strand van Delfzijl, en het traditionele feest op de dijk met op pinkstermaandag optredens van landelijk bekende artiesten. De pinksterfeesten worden traditioneel afgesloten met een groot vuurwerk op de avond van pinkstermaandag.
  • Eurocup Delfzijl, is het grootste indoor voetbaltoernooi van Nederland. Het Eurocup Delfzijl evenement vindt plaats in de haven van Delfzijl. Tijdens het toernooi komen o.a. twaalf profclubs uit de wereld naar Delfzijl toe. Daarnaast organiseert het evenement nog veel meer voetbalgerelateerde evenementen. In totaal trekt het 12.000 bezoekers.
  • DelfSail is sinds 1986 een vijfjaarlijks maritiem evenement, waarbij diverse historische zeilschepen (windjammers) de haven aandoen. Dit evenement trekt honderdduizenden bezoekers.
  • Elk jaar werd er in Delfzijl een Harleydag georganiseerd, waarbij grote aantallen Harley-Davidson-motoren te bewonderen waren op het Molenbergplein. De laatste Harleydag was in 2009.
  • Het Havenfestival vindt jaarlijks plaats. Er zijn verschillende historische schepen te bezichtigen zoals oude sleepboten en marinefregatten. Het is mogelijk een rondvaart te maken door de haven van Delfzijl. Het havenfestival trekt jaarlijks zo'n 5.000 bezoekers.
  • Op 1 januari bij hoogwater wordt de traditionele nieuwjaarsduik gehouden op het strand van Delfzijl. Enkele tientallen deelnemers nemen hierbij een duik in de vaak koude Eems vanaf het strand van Delfzijl.

Verkeer en vervoer

[bewerken | brontekst bewerken]

Een aantal hoofdwegen verbindt Delfzijl met andere plaatsen:

Het westelijke deel van de haven van Delfzijl in 2012

Delfzijl ligt aan een knooppunt van verschillende waterwegen. De belangrijkste is de Eemsmonding, de benedenloop van de Eems, waarmee de stad rechtstreeks verbonden is met de Noordzee.

Het Damsterdiep (in vroeger tijden ook wel Delf genaamd) loopt van Groningen naar Delfzijl en mondt daar uit in de Eems. Het wordt vrijwel alleen nog gebruikt voor pleziervaart. De Uitwierdermaar mondt bij Delfzijl uit in het Damsterdiep.

De sluis in het oude Eemskanaal

Ook het Eemskanaal, een belangrijke binnenvaartroute, loopt van Groningen naar Delfzijl. Het kwam in 1876 gereed. In de jaren 60 is een nieuwe aftakking gegraven naar de Eems, met daarin grotere sluizen. Via deze aftakking komt men in zowel de Farmsumerhaven als de Oosterhornhaven. De nieuwe sluizen komen uit in de buitenhaven van Delfzijl. Via de oude loop van het Eemskanaal is het niet meer mogelijk in de Eems te komen. De sluis is een schutsluis geworden. In de originele loop van het Eemskanaal, in de volksmond ook wel "Oude Eemskanaal" genoemd, ligt de jachthaven Het Dok. Ook staat het door middel van sluizen in verbinding met het Damsterdiep, het Termunterzijldiep en het Schildmeer.

In Farmsum loopt het Afwateringskanaal van Duurswold. Dit kanaal werd gegraven om de afwatering uit het Oldambt te kunnen waarborgen. Het wordt doorsneden door de later afgegraven aftakking van het Eemskanaal en is daardoor niet meer bevaarbaar.

Openbaar vervoer

[bewerken | brontekst bewerken]

Delfzijl heeft twee stations aan de spoorlijn Groningen - Delfzijl, te weten Delfzijl en Delfzijl West. De spoorlijn behoort tot de Noordelijke Nevenlijnen en wordt geëxploiteerd door Arriva.

De busdiensten in en om Delfzijl worden verzorgd door Qbuzz of UVO/Van Dijk Vervoer.

Lijn Route Vervoerder
6 Delfzijl - Appingedam - Tjamsweer - Eekwerd - Wirdum - Garrelsweer - Ten Post - Ten Boer - Garmerwolde - Groningen (- P+R Haren) Qbuzz (Q-link)
43 Delfzijl - Farmsum - Heveskes - Borgsweer - Termunterzijl - Termunten - Woldendorp Qbuzz
119 Delfzijl - Wagenborgen - Nieuwolda - Scheemda - Heiligerlee - Winschoten Qbuzz
406 Groningen - Ten Boer - Ten Post - Garrelsweer - Eekwerd - Appingedam - Delfzijl Qbuzz
545 Delfzijl (Station - Noord - Ziekenhuis - Centrum - Farmsum - Station) UVO
566 Delfzijl - Farmsum - Meedhuizen - Tjuchem - Steendam - Laskwerd - Appingedam UVO
640 Appingedam - Delfzijl - Woldendorp Qbuzz
641 Spijk - Bierum - Holwierde - Delfzijl - Woldendorp Qbuzz
  • Eemshaven - Borkum, passagier- en autoveerboot, dagelijks vanuit de Eemshaven.
  • Delfzijl - Emden - Ditzum, passagiersveerboot, dagelijks tussen 1 mei en 12 oktober.
  • Delfzijl - Knock - Borkum, passagiersveerboot, dagelijks tussen 1 mei en 12 oktober.

Politiek en bestuur

[bewerken | brontekst bewerken]
De entree van het Gemeentehuis van Delfzijl met het kunstwerk "Seesight" van beeldend kunstenaar Hans Mes

Bestuurlijke perikelen

[bewerken | brontekst bewerken]

De gemeente Delfzijl werd in het eerste decennium van de 21e eeuw geplaagd door een onrustige politieke situatie. Veel raadsleden, wethouders en de gemeentesecretaris moesten voortijdig het veld ruimen vanwege allerhande conflicten, beschuldigingen en malversaties.[22] De burgemeesters Haaksman en Appel moesten aftreden. Appel, een van de eerste per referendum gekozen burgemeesters van Nederland, beschuldigde bij haar aftreden de politiek van Delfzijl ervan het 'Sicilië aan de Eems' te zijn; er zou sprake zijn van achterkamertjespolitiek en belangenverstrengeling.[23] Hoewel Commissaris van de Koningin Hans Alders ontkende dat dit het geval was[24], was het wel duidelijk dat er iets aan de hand was. Er was een snelle opeenvolging van waarnemend burgemeesters die deze gemeente 'weer in het gareel' moesten krijgen.[25] Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 werd uit protest bijna 30% van de stemmen blanco uitgebracht.[26] Het Rijk stelde de gemeente vervolgens gedurende 6 jaar onder gedeeltelijke bestuurlijke curatele en verleende bestuurlijke bijstand om de gemeente weer op de rails te krijgen en het bestuurlijke vertrouwen te herstellen.[27] Om de rust terug te brengen werd op 15 september 2008 de PvdA'er Emme Groot burgemeester. Hij is geboren in Delfzijl, was sinds 2000 burgemeester van buurgemeente Appingedam en kende de lokale verhoudingen. Na 7 jaar vertrok hij in 2015 en werd opgevolgd door waarnemend burgemeester Gerard Beukema.

De gemeenteraad van Delfzijl bestond uit 19 zetels. Hieronder staat de samenstelling van de gemeenteraad sinds 1994:

Gemeenteraadszetels
Partij 1994 1998 2002 2006 2010 2014 2018
Fractie 2014 - - - - 3 4 4
ChristenUnie* 1 1 1 4 3 3 3
Lijst Stulp - - - 2 3 4 3
VVD 3 4 2 2 3 3 3
PvdA 9 9 7 9 4 2 2
CDA 5 5 4 3 3 2 1
Seniorenpartij Delfzijl - - - - - 2 1
PVV - - - - - - 1
GroenLinks 1 1 1 1 - - 1
D66 4 1 - - 1 1 -
Sociaal Delfzijl - - - - 1 0 -
Gemeentebelangen - - 6 - - - -
SP - 2 - - - - -
Totaal 23 23 21 21 21 21 19
* Deed in 1994 en 1998 mee als combinatie RPF/GPV

Bestuurlijke toekomst

[bewerken | brontekst bewerken]

In 2012 verscheen het rapport Grenzeloos Grunnen van de commissie-Jansen, waarin werd gesteld dat het onontkoombaar was dat er gemeentelijke fusies zouden moeten plaatsvinden om de bestuurlijke taken beter aan te kunnen. Voor Delfzijl werd een samenvoeging voorzien met Appingedam en Loppersum en de Eemshaven. De toevoeging van de haven werd fel bepleit door Groningen Seaports. De gemeente Eemsmond, die al decennia eerder de haven vreesde te verliezen aan Delfzijl, wilde de nu eindelijk goed florerende haven echter zelf houden en was woedend over deze gang van zaken, waarbij haar gemeente zou worden opgesplitst. Zij pleitte direct voor een supergemeente inclusief Winsum, Bedum en De Marne. Delfzijl vreesde echter hierin een decentrale positie te krijgen en was hier op tegen. Uiteindelijk besloten Bedum, Eemsmond, De Marne en Winsum een eigen gemeente te vormen onder de naam Het Hogeland. Daarop besloten Delfzijl, Appingedam (dat liever voor de grote gemeente was gegaan) en Loppersum per 2021 te fuseren tot een nieuwe gemeente die circa 46.000 inwoners telt.[28]

De gemeente Delfzijl had de volgende partnersteden:

Bekende Delfzijlsters

[bewerken | brontekst bewerken]
Satellietfoto Delfzijl en omgeving
  • Nederland verschilt met Duitsland van mening over de loop van de zeegrens door de Eems vanaf de Dollard. Volgens de Nederlandse opvatting loopt die grens vanaf Nieuwe Statenzijl recht naar de Eems om daar het midden van de stroom te volgen. De grens snijdt hierbij de Geisedam, een leidam van de Eems. Volgens de Duitse opvatting is het Nederlandse deel kleiner en volgt de grens in de Eems de laagwaterlijn aan de Nederlandse kant. Zo liggen naar Duitse opvatting kleine delen van de havenpieren van Delfzijl eigenlijk in Duitsland.
  • Onder het Eemsmondgebouw (een 10 verdiepingen tellende flat in Farmsum nabij de haven van Delfzijl) werd in de jaren 50 tijdens de Koude Oorlog een atoomschuilkelder aangelegd. De schuilkelder is intact en geschikt voor gebruik. De schuilkelder kende een capaciteit van (slechts) 12 personen en was bedoeld om de plaatselijke autoriteiten onderdak te bieden in geval van een atoomoorlog.
  • De stad Delfzijl telt één verkeersregelinstallatie.
Commons heeft media­bestanden in de categorie Delfzijl.
[bewerken | brontekst bewerken]