Naar inhoud springen

Nestoriaanse stele

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Nestoriaanse stele is een stele opgericht tijdens de Tang-dynastie in 781 in Chang'an, het huidige Xi'an. De steen is 279 cm hoog en gemaakt van kalksteen. De tekst van de inscriptie op de stele handelt over de geschiedenis van het nestoriaanse christendom in China in de periode 635-781.

De inscriptie heeft de titel Jingjiao liuxing Zhongguo song bing xu ("Monument voor de verbreiding van de Stralende Religie in China"). De titelplaat van de stele heeft de tekst Da Qin jingjiao liuxing Zhongguo bei ("Stele over de verbreiding in China van de Stralende religie van Da Qin").

In 845 werden alle buitenlandse religies in China verboden. Het besluit was in de eerste plaats gericht tegen het georganiseerd boeddhisme. Het besluit had echter ook consequenties voor het christendom, het manicheïsme en het zoroastrisme. Alle geestelijken van de verboden religies dienden naar een lekenbestaan terug te keren en werden daarna behandeld als alle andere immigranten. De stele werd begraven en pas in 1623 of 1625 herontdekt en opgegraven. Het christendom verdween geheel uit China. Het zou pas weer terugkeren in de dertiende eeuw tijdens de periode van de Yuan-dynastie. De stele is sinds 1907 aanwezig in het Beilin Museum in Xi'an.

De term Da Qin

[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de laatste periode van de Han-dynastie (206 v.Chr.- 220 na Chr.) werd met Da Qin het oostelijk deel van het toenmalige Romeinse Rijk bedoeld. Daarna werd het in China gebruikt voor de oostelijke delen van het toenmalige Byzantijnse Rijk. Gedurende de periode van de Tang-dynastie werd voor het Byzantijnse rijk na ongeveer 700 de naam Fulin gebruikt. Da Qin kreeg in die periode een meer religieuze dan geografische betekenis.

De geschiedenis van het christendom in China begint met de aankomst van Alopen, een missionaris van de nestoriaanse Kerk van het Oosten. Zijn aankomst in 635 in Chang'an, de toenmalige hoofdstad, is vastgelegd in een edict uit 638 van de keizer Taizong (r. 626-649) van de Tang-dynastie.

Uit de tekst op de stele wordt onder meer duidelijk, dat de keizer toestemming gaf tot het bouwen van een klooster in Chang'an. De keizer Gaozong (r. 649-683) zou volgens de tekst van de stele het stichten van christelijke kloosters in alle prefecturen van het rijk hebben goedgekeurd. Al die kloosters kregen de naam Bosi-si ('Perzisch klooster'). In 745 verscheen een tweede edict waarbij ieder Bosi-si opgedragen werd de naam te veranderen in Da Qin-si ('klooster van Da Qin').

De inscriptie

[bewerken | brontekst bewerken]

De tekst van de inscriptie werd geschreven door de monnik Jingjing (Adam in het Syrisch). Het Chinese deel van de inscriptie heeft 1800 karakters. Bovenaan de stele is een kruis afgebeeld. De tekst begint met een verklaring over de dogma's van de Stralende Religie, waarin verwezen wordt naar onder meer elementen uit Genesis zoals de Schepping en de zondeval. Hierna volgen elementen als de Incarnatie, de Verlossing en enkele christelijke riten, zoals de doop.

Het vervolg is een verslag over de geschiedenis van het nestorianisme in China van 635 tot 781, dat begint met de aankomst van Alopen in Chang'an. Het volgende deel is een loftuiting op de sponsor Yisi (Yazdbozed in het Syrisch) die de oprichting van stele financieel mogelijk maakte. Daarna volgt een aanprijzing van de religie in een versvorm, een conclusie en een colofon. In de tekst worden de christelijke gelovigen aangeduid met de term diexi (zij, die vrezen); een term die ook in de periode van de latere Yuan-dynastie zou worden gebruikt.

Aan het eind is er een tekstdeel in het Syrisch, de liturgische taal van de Kerk van het Oosten, met een lijst van namen van bisschoppen en zeventig missionarissen en monniken van Da Qin kloosters. De gehele tekst van de inscriptie geeft informatie over de wijze van onderricht in het christendom in China, de wijze hoe Chinese keizers en het hof daarop reageerden en de – vooral Perzische en Syrische – herkomst van de missionarissen.

De tekst van de inscriptie geeft aan dat deze tekst voor een deel een reproductie is van de tekst van het edict uit 638 van de keizer Taizong (r. 626-649), waarvan het manuscript nooit gevonden is.[1]

De ordening van de tekst is duidelijk ontleend aan een toen reeds bestaande tekst van een inscriptie op een andere stele, de Toutuo si bei (De inscriptie op de stele van het Dhuta Klooster). Die tekst kwam voor in het gedurende de Tang-dynastie zeer populaire Wenxuan (Bloemlezing van Literatuur).

De positie van de nestoriaanse kerk ten opzichte van de elite

[bewerken | brontekst bewerken]
Nestoriaanse priesters in de achtste eeuw op een fresco in een van de grotten van Bezeklik

Het deel van de tekst over de geschiedenis van het nestorianisme is verdeeld in secties. Die secties zijn geordend op de chronologische volgorde van de regeerperioden van een aantal keizers. Taizong (r. 622-649), Gaozong (r. 649-683), Xuanzong (r. 712-756), Suzong (r. 756-762), Dezong (r. 770-805).

De tekst van de inscriptie maakt steeds duidelijk dat het in China aanwezig kunnen zijn van een religie als het nestoriaanse christendom afhankelijk was van de wil en opvattingen van de keizers en de elite aan het hof. Het is in de tekst van de inscriptie steeds een keizer die de vertalingen van literatuur uit de Bijbel in het Chinees beval dan wel daar toestemming voor gaf. Dit geldt ook voor andere zaken als het kunnen bouwen van kloosters en kerken. Het is de keizer die de tolerantie uitspreekt ten aanzien van de aanwezigheid van een voor China zo onbekende religie.

De tekst van de inscriptie suggereert dat het nestorianisme een aanzienlijke omvang had in China. Uit andere bronnen is duidelijk, dat er christelijke gemeenschappen waren in Chang'an, Kanton, Luoyang, Dunhuang en Zhouzhi. Over het algemeen waren dat ook steden met buitenlandse handel en een aanwezigheid van relatief grotere groepen vreemdelingen. De keizer Gaozong (r. 649-683) zou volgens de tekst van de stele het stichten van christelijke kloosters in alle prefecturen van het rijk hebben goedgekeurd. Er waren in die periode ongeveer 360 prefecturen in China. Historici gaan ervan uit, dat er hoogstens enkele tientallen kloosters feitelijk zijn gesticht. Feitelijk zou het nestoriaanse christendom in China in deze periode een – in omvang – marginale religie blijven. De belangrijkste ambtenaar in de periode van Wenzong formuleerde rond 830, dat

Hoewel Ons Koninklijk Hof van oudsher machtig was, tolereerde het diverse buitenlandse religies, zoals christendom, het manicheïsme en het zoroastrisme in dit land aanwezig te zijn. De kloosters en kerken van deze drie vreemde religies in totaal in het gehele land zijn echter in aantal nog niet gelijk aan het aantal boeddhistische klooster in een kleine stad.

Bronnen over de ontdekking van de stele

[bewerken | brontekst bewerken]
Alvaro de Semodo

De eerste keer dat de ontdekking van de stele genoemd wordt is in een brief die de Chinese geleerde Li Zhizao ontving van een vriend. Daarbij was een afschrift van de inscriptie. In 1625 publiceerde Li de Chinese tekst van de inscriptie, waarin hij de brief van zijn vriend citeerde. In de publicatie gaf Li een commentaar op de tekst van de inscriptie.

Het aantal Europese bronnen over de stele is veel groter dan het aantal Chinese bronnen. Voor in China in de zeventiende eeuw aanwezige missionarissen had de tekst een belangrijke betekenis. Er kon hiermee overtuigend aangetoond worden dat het christendom al veel vroeger in China aanwezig was en toen al de bescherming van de keizers had.

Er was al in 1625 een anonieme vertaling in het Latijn die door sommige historici wordt toegeschreven aan Nicolas Trigault, verbonden aan de missie van de jezuïeten in China. Er bestaat een ook anonieme vertaling in het Portugees, die eveneens zeer kort na de ontdekking van de stele moet zijn gemaakt. De jezuïet Álvaro de Semedo was de eerste Europeaan die de stele op een tijdstip tussen 1625 en 1628 bezocht. Hij vertaalde de tekst van de inscriptie in het Spaans en Italiaans.

De plaats van de ontdekking

[bewerken | brontekst bewerken]

In zijn publicatie van 1625 schreef Li dat de stele ontdekt werd tijdens een opgraving vlak bij Xi'an. Trigault schreef in een commentaar echter dat de stele ontdekt zou zijn nabij Zhouzhi, 75 kilometer westelijk van Xian. Dat is nabij de plaats van de huidige Da Qin-pagode. Alvara de Semedo schreef dat hij de stele in Xi'an gezien had.

Er is nooit een overtuigend verhaal geformuleerd waarom nestorianen in 845 de stele een afstand van 75 kilometer zouden hebben versleept naar Zhouzhi om die daar te begraven. De meeste historici zijn geneigd om Xi'an als plaats van de ontdekking van de stele het meest waarschijnlijk te achten, maar geven ook aan dat zekerheid daar nooit meer over verkregen zal worden.

De authenticiteit van de tekst

[bewerken | brontekst bewerken]
Voorblad van De re literaria Sinensium commentarius

In een aantal vroege commentaren van de jezuïeten was de nestoriaanse herkomst van de inscriptie op de stele onderbelicht dan wel geheel niet vermeld in een poging aan te tonen dat het eerste christendom in China in de zevende eeuw door missionarissen van de Rooms-Katholieke Kerk was gebracht. Dat leidde bij sommigen in Europa tot de opvatting dat de gehele tekst een vervalsing was. Onder hen waren Georg Horn, een hoogleraar aan de Universiteit van Leiden die dat in 1652 in De originibus Americanis formuleerde en Gottlieb Spitzel in 1660 in De re literaria Sinensium commentarius .

Veel van de kritiek was gebaseerd op gevoelens van soms intense vijandschap ten opzichte van de jezuïeten. Het bekendste voorbeeld is Domingo Navarrete, een Spaanse monnik die verbonden was aan de missie van de dominicanen in China. Hij was in 1673 door zijn orde naar Rome gezonden om hun standpunt duidelijk te maken in de ritenstrijd, de kwestie of bepaalde Chinese gebruiken wel of niet geaccommodeerd konden worden in de uitoefening van het christelijk geloof in China. Navarrete haatte de jezuïeten. In Europa schreef hij een aantal boeken met sterk anti-jezuïtische opvattingen. In zijn werk Tratados historicos, politicos, ethicos, y religiosos de la monarchia de China uit 1676 nam hij het standpunt in dat de stele een volledige vervalsing was.

Tot in de negentiende eeuw waren er auteurs als Isaac Jacob Smidt en Robert Morrison van het Londens Zendingsgenootschap die de tekst als een vervalsing bleven beschouwen. Vanaf eind negentiende eeuw werd in het wetenschappelijk debat echter unaniem de conclusie aanvaard dat de stele en de inscriptie authentiek waren.

Missiestrategie

[bewerken | brontekst bewerken]

De nestoriaanse missionarissen kampten uiteraard met het probleem om voor Chinese lezers begrijpelijke termen te hanteren. Zij maakten dan ook gebruik van een vocabulaire dat voor een deel ontleend was aan het boeddhisme, taoïsme en confucianisme.

De beschrijving van God in de tekst van de inscriptie die “eeuwig is in zijn waarheid en sereniteit“ is dezelfde als die in de Tao Te Ching. De zinsnede “Hij creëerde de twee principes van de Natuur“ is ontleend aan de confucianistische en taoïstische verdeling van mannelijk en vrouwelijk en die tussen licht en de duisternis. Typisch boeddhistische termen komen voor in zinsneden als “hij nam een roeispaan in het voertuig van genade“.

Het is kenmerkend voor de missie van de nestorianen in deze periode in China dat de tekst op de stele ook in het dogmatische deel niets vermeld over voor het nestorianisme typerende kenmerken. Opvattingen ten aanzien van bijvoorbeeld de twee volstrekt verschillende en te onderscheiden naturen van Christus, een kernpunt in het nestorianisme, ontbreken. Dat geldt ook voor de teksten in andere nestoriaanse bronnen uit die periode, zoals de zogenaamde Jezussoetra's.