reflexief
Uiterlijk
- re·flexief
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wederkerend’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
- afgeleid van reflexie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | reflexief | reflexiever | reflexiefst |
verbogen | reflexieve | reflexievere | reflexiefste |
partitief | reflexiefs | reflexievers | - |
reflexief
- (taalkunde) wederkerend
- reflexieve verba zijn wederkerende werkwoorden, reflexieve pronomen zijn wederkerende voornaamwoorden
- Reflexive werkwoorden gebruiken reflexieve voornaamwoorden die terug verwijzen naar het onderwerp van de zin.
- bespiegelend, beschouwend
- Het woord reflexief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reflexief" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reflexief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ reflexief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be