Tsjech
Uiterlijk
- Geluid: Tsjech (hulp, bestand)
- IPA: / tʃɛx / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /tʃɛχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /tʃɛx/
- (Limburg): /tʃɛx/, /ʃɛx/
- Tsjech
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Tsjech | Tsjechen |
verkleinwoord | Tsjechje | Tsjechjes |
de Tsjech m
- (demoniem) een inwoner van Tsjechië, of iemand afkomstig uit Tsjechië
- De Tsjechen hadden het voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2009.
Demoniemen bij Tsjechië in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Tsjech • inwoonster: Tsjechische • bijvoeglijk: Tsjechisch |
- Het woord Tsjech staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.