bisschoppelijk
Uiterlijk
- bis·schop·pe·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bisschoppelijk | bisschoppelijker | bisschoppelijkst |
verbogen | bisschoppelijke | bisschoppelijkere | bisschoppelijkste |
partitief | bisschoppelijks | bisschoppelijkers | - |
bisschoppelijk
- op het ambt van bisschop betrekking hebbend
1. op het ambt van bisschop betrekking hebbend
- Het woord bisschoppelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bisschoppelijk" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be