clubpas

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  clubpas    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• club·pas

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  club zn  en  pas zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	clubpas	clubpassen
verkleinwoord	clubpasje	clubpasjes

Zelfstandig naamwoord

de clubpas m

1. een identiteitsbewijs dat aangeeft dat iemand lid is van een besloten vereniging

   • De wietpas, door de minister clubpas genoemd, is bedoeld om te voorkomen dat buitenlanders in Nederland drugs komen kopen. Door de coffeeshops te sluiten voor buitenlandse drugstoeristen, reizen die niet meer naar Nederland voor de aanschaf en consumptie van cannabis, zo is de verwachting van het kabinet.  
   • De christen-democraten uit beide Limburgen vragen de betrokken ministers van beide landen meer agenten en mogelijkheden om de criminaliteit na invoering van de clubpas te bestrijden. De CD&V wil ook helikopters het infraroodcamera's voor het opsporen van plantages, een groeiend probleem in de Belgische grensstreek.  
   • ,,Laatst kreeg een jongen uit mijn voetbalteam een kopstoot. Navraag bij de club leerde dat de dader in kwestie al weg was en dat z’n clubpas niet het juiste bleek. Dan zit het dus mis in de organisatie’’, aldus Van Dantzig, die pleit voor meer begeleiding van sportclubs.  

Gangbaarheid

• Het woord 'clubpas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "clubpas" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
89 %	van de Vlamingen.