fitte
Uiterlijk
- fit·te
fitte
- verbogen vorm van de stellende trap van fit
vervoeging van |
---|
fitten |
fitte
- enkelvoud verleden tijd van fitten
- Ik fitte.
- Jij fitte.
- Hij, zij, het fitte.
- Ik fitte.
- Het woord fitte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.