homoseksualiteit
Uiterlijk
- Geluid: homoseksualiteit (hulp, bestand)
- IPA: / ˌhomoˌsɛksywaliˈtɛit / (7 lettergrepen)
- ho·mo·sek·su·a·li·teit
- vermoedelijk ontleend aan Duits Homosexualität, op te vatten als afgeleid van seksualiteit met het voorvoegsel homo-, aangetroffen vanaf 1886 (zie vindplaats hieronder)
Het Duitse woord is in 1869 bedacht door de Duits-Hongaarse journalist K.M. Kertbeny [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homoseksualiteit | - |
verkleinwoord | - | - |
de homoseksualiteit v
- (lhbt) seksuele voorkeur voor leden van hetzelfde geslacht
- ▸ Zelf was hij niet zozeer overtuigd dat zijn homoseksualiteit verkeerd was, maar uit angst voor afwijzing en veroordeling hield hij dat lang voor zichzelf.[3]
- ▸ De onzedelijkheid onder de Chineezen is inderdaad bijkans ongeloofelgk. De homosexualiteit is hier niet als bij westersche volken een nu en dan voorkomend, alleen staand feit, maar een bestaande toestand[4]
- homosexualiteit (officiële spelling tot 1955 en daarin nog toegelaten tot 1996)
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord homoseksualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ homosexualité (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .
- ↑ Weblink bron Menno Sedee“Als Gerald een leuke jongen zag, moest hij acuut in gebed” (16 juni 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Delische Pennekrassen (09-10-1886) in: Java-bode, nieuws, handels- en advertentieblad voor Nederlandsch-Indie, Batavia, p. 1.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 16
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 7 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel homo- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Lhbt in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal