lefhebber

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  lefhebber    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• lef·heb·ber

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  lef zn  en  hebber zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	lefhebber	lefhebbers
verkleinwoord	lefhebbertje	lefhebbertjes

Zelfstandig naamwoord

de lefhebber m

1. druktemaker, opschepper, opsnijder
2. iemand die alles durft, durfal

Gangbaarheid

• Het woord 'lefhebber' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lefhebber" herkend door:

60 %	van de Nederlanders;
59 %	van de Vlamingen.