medrar
Uiterlijk
- me·drar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
medrar |
medraba |
medrado |
volledig |
medrar
- onovergankelijk groeien, gedijen (plant en dier)
- erop vooruitgaan, er wel bij varen (financieel)
- medrar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española