olm
Uiterlijk
- olm
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1276 [1] [2] [3] [4][5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olm | olmen |
verkleinwoord | olmpje | olmpjes |
de olm m
- (plantkunde) een loofboom uit het geslacht Ulmus van de iepenfamilie
- De uil zat in de olmen, bij het vallen van de nacht en achter gindse heuvels, daar riep de koekoek zacht ...
- (salamanders) Proteus anguinus een salamander uit de familie olmachtigen (Proteidae)
- [1] iep
- Het woord olm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "olm" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "olm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ olm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ olm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ olm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be