Naar inhoud springen

pester

Uit WikiWoordenboek
  • pes·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord pester pesters
verkleinwoord pestertje pestertjes

de pesterm

  1. (persoon), (pejoratief) iemand die anderen treitert, plaagt en/of pest
    • In de tienervariant Before I Fall wordt Sam, het mooiste meisje van de klas en lid van zo’n vals meisjeskwartet dat in highschoolfilms de kantine terroriseert, telkens wakker op de ochtend van haar sterfdag. De vriendinnen bezoeken die avond een huisfeest bij een vroeger speelvriendje op wie Sam nu neerkijkt. Daar komt het tot een aanvaring met hun favoriete pestobject; later volgt een fataal auto-ongeluk. Sam reageert op haar wederopstandingen als Bill Murray in Groundhog Day: beurtelings verbaasd, opgetogen, recalcitrant en gedeprimeerd. Waarna ze haar omgeving – gezin, vrienden, klasgenoten – serieus gaat exploreren. Dat leidt niet tot oorspronkelijke inzichten, maar de puber kan anderszijds ook niet vaak genoeg horen dat treiteren mensen beschadigt en dat pesters vaak zelf gefrustreerd zijn. En al wordt Sams wereld niet bevolkt door personen maar door types, het happy end van Before I Fall is voor Hollywoodbegrippen prijzenswaardig zwaarmoedig.[1] 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Coen van Zwol 19 april 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
pester pesters

pester

  1. ergernis, overlast
vervoeging
onbepaalde wijs to  pester 
he/she/it  pesters 
verleden tijd  pestered 
voltooid
deelwoord
 pestered 
onvoltooid
deelwoord
 pestering 
gebiedende wijs  pester 

pester

  1. overgankelijk  pesten ww , treiteren
  2. overgankelijk lastigvallen,  kwellen ww 
  3. onovergankelijk, (verouderd) bijeenkomen