rank
Uiterlijk
- rank
- In de betekenis van ‘stengel van klimplant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rank | ranken |
verkleinwoord | rankje | rankjes |
- een gespecialiseerde stengel, blad of bladsteel voor ondersteuning en hechting
- Die rank zat echt om het hele hek heen gekruld.
- bladrank, bosrank, braamrank, elfrank, hechtrank, heggenrank, klimrank, stengelrank, wijngaardrank, wijnrank
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rank | ranker | rankst |
verbogen | ranke | rankere | rankste |
partitief | ranks | rankers | - |
vervoeging van |
---|
ranken |
rank
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ranken
- Ik rank.
- gebiedende wijs van ranken
- Rank!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ranken
- Rank je?
- Het woord rank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rank" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rank" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ rank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
rank
- IPA: /raŋk/
- rank
- (spreektaal) rang; een plaats binnen een bepaalde hiërarchie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | rank | ranky |
genitief | ranku | ranků |
datief | ranku | rankům |
accusatief | rank | ranky |
vocatief | ranku | ranky |
locatief | ranku | rancích |
instrumentalis | rankem | ranky |
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Spreektaal in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch