santé
Uiterlijk
- san·té
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tussenwerpsel: gezondheid!’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- van Frans santé [2][3]
santé!
- op je gezondheid! (heilwens uitgesproken bij het samen nuttigen van sterke drank)
- Het woord santé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "santé" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "santé" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ santé op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
santé | la santé | santés | les santés |
santé v
- gezondheid (geen meervoud)
- toost
- (geschiedenis) plaats bij zeehaven waar passagiers uit besmette gebieden in quarantaine worden gehouden
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 90 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Woorden in het Frans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Geschiedenis in het Frans