slobber
Uiterlijk
- slob·ber
vervoeging van |
---|
slobberen |
slobber
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slobberen
- Ik slobber.
- gebiedende wijs van slobberen
- Slobber!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slobberen
- Slobber je?
- Het woord slobber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slobber" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be