stijgend
Uiterlijk
- stij·gend
vervoeging van: | stijgen |
verbogen vorm: | stijgende |
stijgend
- onvoltooid deelwoord van stijgen
- attributief gebruikt
- We wandelden over een licht stijgend terrein.
- bijwoordelijk gebruikt
- Het pad loopt licht stijgend door het bos.
- Er werd voorgesteld om over de loop van 10 jaar een heffing stijgend van € 1 tot € 10 per ton in te voeren.
stellend | |
---|---|
onverbogen | stijgend |
verbogen | stijgende |
partitief | stijgends |
stijgend
- een steeds hogere stand bereikend
- Vanwege het stijgend aantal inbraken wordt een voorlichtingsavond gehouden.
- Met stijgende verbazing keek ik naar het tafereel.
- Het woord stijgend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stijgend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %