Tweede Kamerverkiezingen 1913

De Tweede Kamerverkiezingen 1913 waren algemene Nederlandse verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 17 juni 1913.

Tweede Kamerverkiezingen 1913
Datum 17 juni 1913
Land Vlag van Nederland Nederland
Te verdelen zetels 100
Opkomst 81,24%
Resultaat
Grootste partij Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen
Nieuwe kabinet Cort van der Linden
Vorige kabinet Heemskerk
Tweede Kamerverkiezingen 1913
Opvolging verkiezingen
1909     1917
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De verkiezingen werden gehouden als gevolg van de afloop van de zittingstermijn van de Tweede Kamer die gekozen was bij de verkiezingen van 1909.

Nederland was verdeeld in 100 kiesdistricten; in elk kiesdistrict werd één lid van de Tweede Kamer gekozen. Om gekozen te worden moest een kandidaat de absolute meerderheid van de in een kiesdistrict uitgebrachte geldige stemmen behalen. In 49 kiesdistricten[1] was een tweede verkiezingsronde benodigd vanwege het niet-behalen van de absolute meerderheid door een van de kandidaten; voor deze tweede ronde plaatsten zich de twee hoogstgeëindigde kandidaten uit de eerste ronde. De tweede ronde vond plaats op 25 juni 1913.

Uitslag

bewerken

Opkomst

bewerken
1909 1913
# stemmen % # stemmen %
Kiesgerechtigden 843.561 960.596
Niet opgekomen 238.859 28,32[2] 180.225 18,76[2]
Opkomst 604.702 71,68[2] 780.371 81,24[2]

Verkiezingsuitslag

bewerken
partij 1909[3] 1913 +/−
zetels
Algemeene Bond  25/26 25 −1 
Liberale Unie  20/19 21 +2 
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij   7 16 +9 
Anti-Revolutionaire Partij  23/20 11 −9 
Bond van Vrije Liberalen   4 10 +6 
Christelijk-Historische Unie 12  9 −3 
Vrijzinnig-Democratische Bond   9  7 −2 
onafhankelijk c.h.   0/1  1  0
vacatures[4]   −/2  0 −2 
totaal 100 100 0

Gekozen leden

bewerken
  Zie Lijst van Tweede Kamerleden 1913-1917 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij deze verkiezingen werden 72 leden herkozen, van wie vier in een ander kiesdistrict. Dertien leden hadden aangegeven niet herkiesbaar te zijn, terwijl vijftien aftredende leden verslagen werden.

Onderstaand volgen enkele bijzonderheden:

  • in het kiesdistrict Amsterdam II versloeg in eerste instantie Maup Mendels (64,4%, SDAP) het aftredende lid Johan Snoeck Henkemans (35,6%, CHU). Mendels was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Schoterland waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Amsterdam II een naverkiezing gehouden waarbij Snoeck Henkemans (39,0%) wederom verslagen werd, nu door Adriaan Gerhard (61,0%, SDAP);
  • in het kiesdistrict Amsterdam III werd in eerste instantie Pieter Jelles Troelstra (SDAP) herkozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Leeuwarden waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Amsterdam III een naverkiezing gehouden waarbij Henri Polak (SDAP) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Amsterdam VI werd in eerste instantie Willem de Beaufort (BVL) herkozen. Hij was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Amersfoort waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Amsterdam VI een naverkiezing gehouden waarbij Boudewijn Nierstrasz (BVL) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Assen werd Coen van Deventer (VDB) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Willem Treub (VDB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Groningen werd in eerste instantie Dirk Bos (VDB) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Hendrik Drucker (VDB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn. Bos was echter tevens herkozen in het kiesdistrict Winschoten waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Groningen een naverkiezing gehouden waarbij Joseph Limburg (VDB) gekozen werd[8];
  • in het kiesdistrict Haarlem werd Dirk Fock (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Frank van Lennep (CHU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Hoogezand versloeg in eerste instantie Hendrik Spiekman (55,1%, SDAP) het aftredende lid Pieter Rink (44,9%, LU). Spiekman was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Rotterdam II waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Hoogezand een naverkiezing gehouden waarbij Rink alsnog gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Leiden werd Jan Heeres (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Johannes de Visser (CHU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn[10];
  • in het kiesdistrict Roermond werd Max Bongaerts (AB) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Frans Bolsius (AB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Rotterdam I versloeg in eerste instantie Hendrik Spiekman (38,4%, SDAP) het aftredende lid Hendrik Goeman Borgesius (23,1%, LU).[11] Spiekman was echter tevens gekozen in het kiesdistrict Rotterdam II waaraan hij de voorkeur gaf.[6] Om in de ontstane vacature te voorzien werd in Rotterdam I een naverkiezing gehouden waarbij Bartholomeus Gerretson (CHU) gekozen werd;
  • in het kiesdistrict Rotterdam III werd Johan Lasonder (LU) gekozen in de vacature ontstaan door het overlijden van Joor Verheij (LU) in de vorige zittingsperiode;
  • in het kiesdistrict Rotterdam V werd Jan ter Laan (SDAP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Gerrit de Jongh (LU) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Utrecht I werd Johan ter Spill (BVL) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Abraham van Karnebeek (BVL) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;
  • in het kiesdistrict Veendam werd Goswijn Sannes (SDAP) gekozen in de vacature ontstaan door het aftreden van Eerke Smidt (VDB) die had aangegeven niet herkiesbaar te zijn;

De zittingsperiode van de Tweede Kamer ging in op 16 september 1913 en eindigde op 27 juni 1917. De zittingstermijn van Tweede Kamerleden bedroeg vier jaar.[13]

Formatie

bewerken
  Zie Kabinet-Cort van der Linden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Een poging van de vrijzinnig-democraat Bos mislukte om na de verkiezingen, die een niet-confessionele meerderheid hadden opgeleverd, een kabinet van liberalen en sociaaldemocraten te vormen. De SDAP wenste (nog) geen regeringsverantwoordelijkheid te nemen. Hierop werd Cort van der Linden belast met de vorming van een extraparlementair liberaal kabinet. De sociaaldemocraten zegden hierbij wel toe het kabinet te steunen, mits het zou komen met voorstellen voor algemeen kiesrecht en een staatspensioen.