Pan (mythologie)
Pan | ||||
---|---|---|---|---|
Faunus | ||||
Pan Πᾶν | ||||
Oorsprong | Griekse mythologie | |||
Periode | klassieke oudheid | |||
Associatie | Satyrs, herders en de Wildernis | |||
Romeinse god | Faunus | |||
Verwantschap | ||||
Ouders | Hermes en Penelope | |||
Siblings | Satyrs, Laertes, Circe, Maenads | |||
Nakomelingen | Silenos, Iynx, Krotos, Xanthus | |||
Aphrodite, Eros en Pan
| ||||
|
Pan (Oudgrieks: Πᾶν) of Faunus (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij is een zoon van Hermes en de nimf Penelope. Pan is de god van de wildernis en patroon van de herders en hun vee en het dierlijk instinct. Pan heeft het onderlijf en de hoorns van een geit, maar een menselijk bovenlijf. Verder heeft hij een lang smal gezicht, een grote neus en gele oogjes.
De panfluit is naar hem genoemd. Hij kreeg deze toen hij de nimf Syrinx achterna zat. Zij wilde graag maagd blijven en bad tot de goden terwijl ze Pans adem al in haar nek voelde. Haar gebed werd verhoord en ze veranderde net op tijd in een rietstengel. Daar maakte Pan toen zijn fluit van.
Pan zorgde in de bossen voor veel mysterieuze geluiden, waar de herders en hun kuddes bang voor waren, hetzelfde voor mensen op afgelegen plekken. Dit is de verklaring van het woord paniek. Een panische schrik is een plotselinge, algemene, maar ongegronde schrik. Om die reden kon men hem maar beter te vriend houden. Het voorvoegsel pan- (alles of 'het geheel'. Bijvoorbeeld: Pandemie, Panorama en Panseksueel) is ook van Pan afgeleid, omdat hij werd gezien als de personificatie van de natuur. Sinds de middeleeuwen werd zijn uiterlijk overgenomen om de duivel af te beelden.
Op de afbeelding wordt Pan in associatie gebracht met Eros en Aphrodite vanwege zijn zinnelijkheid. Voor zover bekend heeft Pan echter nooit iets met Aphrodite of Eros te maken gehad. Hij was de zoon van Hermes en kon het goed vinden met Dionysos. Apollo was zijn muzikale concurrent. Vooral het verhaal van koning Midas, over de concurrentie tussen Pan en Apollo, is bekend.
Het begon met de satyr of sater Marsyas, die een fluit vond die Pallas Athena gemaakt had en vervolgens had weggegooid, omdat zij haar wangen te bol vond worden als ze er op blies. Marsyas oefende op de fluit en op een gegeven moment daagde hij Apollo uit. Apollo nam de uitdaging aan en hij won van Marsyas. Als straf zou Apollo hem levend villen. Pan kon het niet verkroppen, dat een van zijn onderdanen zo aan zijn eind kwam en hij daagde als tweede Apollo uit. Bijna iedereen vond Apollo weer beter spelen. Pan zou hetzelfde lot ondergaan als Marsyas, ware het niet dat Dionysos en koning Midas zijn muziek beter vonden dan die van Apollo. Apollo werd zo kwaad dat hij koning Midas ezelsoren gaf vanwege zijn dwaze wansmaak. Het is niet bekend hoe de verhouding was tussen Pan en de andere goden op de Olympus.
In de tijd van keizer Tiberius hoorde een schipper, Thamus, die bij het eiland Paxi voer, een stem uit het niets die hem vertelde dat de grote god Pan dood was. Thamus moest dit aan de mensen van Palodes, tegenwoordig Butrint in Albanië, vertellen. Toen hij in de buurt van Palodes kwam, riep hij naar de wal: "De grote god Pan is dood!" Er klonken vanaf de wal uit vele kelen weeklachten en de ontzette schepelingen vertelden het verhaal overal in de antieke wereld rond. Plutarchus (ca. 46-120 n. Chr.) schreef het een eeuw later in zijn boek De Defectu Oraculorum op, over het zwijgen van de orakels. Pan is de enige god van wie is vermeld, dat hij was overleden. Hij kwam in de strijd tussen de Titanen en de goden van de Olympus om. De oude natuurgod Faunus uit de Romeinse mythologie werd later aan Pan gelijkgesteld.
Referenties
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Regenboog. Nr.1 Verluid. lib.ugent.be. Geraadpleegd op 31 augustus 2020.