24-jarig
Uiterlijk
- 24-ja·rig
stellend | |
---|---|
onverbogen | 24-jarig |
verbogen | 24-jarige |
partitief | 24-jarigs |
24-jarig
- 24 jaren durend
- Gedurende dit 24-jarig tijdperk heerste er vrede.
- met de leeftijd van 24 jaar
- Bij de brand viel helaas een 24-jarig slachtoffer.
- Het woord 24-jarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.