corriger
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
corriger |
corrigeais |
corrigé |
eerste groep | volledig |
corriger
- corrigeren, iets ontdoen van fouten of fouten aanduiden
- (spreektaal) (figuurlijk) erop slaan, afranselen [1]