Naar inhoud springen

honderdenachtenzestig

Uit WikiWoordenboek
0 1 6 8
honderdenachtenzestig,
op een abacus
  • hon·derd·en·acht·en·zes·tig

honderdenachtenzestig

  1. "168", langere vorm van honderdachtenzestig, honderd plus achtenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft honderdenachtenzestig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot honderdenachtenzestig. 
  • honderdachtenzestig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "honderdenachtenzestig" wordt zelden gebruikt)[1] [2]

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "honderdenachtenzestig" ht als linkerdeel

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)