passagiersbrug
Uiterlijk
- pas·sa·giers·brug
- samenstelling van passagier en brug met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passagiersbrug | passagiersbruggen |
verkleinwoord | passagiersbrugje | passagiersbrugjes |
- (luchtvaart) een beweegbare brug die de terminal koppelt aan het vliegtuig om passagiers eenvoudig in en uit te laten stappen
- De passagiersbrug moest aangepast worden voor het grootste passagiersvliegtuig dat hier zou aanmeren.
- Het woord 'passagiersbrug' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.