Naar inhoud springen

honderd

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Honderd


0 1 0 0
honderd,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
  • hon·derd

honderd

  1. "100", het getal tussen negenennegentig en honderdeen, tien maal tien
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderd euro en zevenendertig cent. 
       's Zomers woont Sinterklaas in een groot paleis in Spanje, met al zijn honderd Pieten.[4]
       Sommige stukken waren lastig, met steile hellingen waardoor het soms wel anderhalf uur duurde om een stuk van twintig meter over te steken. Als je hier zou uitglijden zou je honderden meters naar beneden vallen.[5]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave honderd is "42". 
  • eenhonderd (alleen gebruikt bij het precies weergeven van berekeningen waarin verschillende honderdtallen voorkomen)

zelfstandig naamwoord samengesteld met "honderd" ht

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "honderd" ht

bijwoord

rangtelwoord

hoofdtelwoorden samengesteld met "honderd" ht als linkerdeel
hoofdtelwoorden samengesteld met "honderd" ht als rechterdeel
enkelvoud meervoud
naamwoord honderd honderden
verkleinwoord honderdje honderdjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als v/m zelfstandig naamwoord.

het honderdo

  1. honderd als hoeveelheid
    • Deze potloden worden alleen bij het honderd verkocht. 
  • In het honderd lopen
Verkeerd gaan, mislukken

honderd v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 100 is aangeduid
    • Het is weer de honderd die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar honderdeerste verjaardag was een belangrijk moment, want elke verjaardag wordt bijzonder als je de honderd eenmaal voorbij bent. 
  2. dim. tant. honderdje: geldbiljet met een waarde van honderd (euro of gulden)
    • Kunt u een honderdje wisselen in kleingeld? 

honderd mv

  1. groep van 100 eenheden
    • De honderd zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. honderd op website: Etymologiebank.nl
  4. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


honderd

  1. honderd; 10 x 10, in Arabische cijfers 100, in Romeinse cijfers C
enkelvoud meervoud
naamwoord honderd honderden
verkleinwoord

honderd

  1. honderd; het getal 100


Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900

honderd

  1. honderd


honderd

  1. honderd; 10 x 10, in Arabische cijfers 100, in Romeinse cijfers C
enkelvoud meervoud
naamwoord honderd honderden
verkleinwoord

honderd

  1. honderd; het getal 100