examengeld
Uiterlijk
- Geluid: examengeld (hulp, bestand)
- exa·men·geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | examengeld | examengelden |
verkleinwoord |
het examengeld o
- geld dat men moet betalen om aan een examen te kunnen deelnemen
- ▸ De actie is het gevolg van de aanhouding van een van fraude verdachte rij-examinator, vorig jaar oktober. De man uit Purmerend zou leerlingen hebben laten slagen in ruil voor geld. Zo'n honderd leerlingen zouden op deze manier hun rijbewijs hebben gehaald. De kandidaten betaalden tussen de 1000 en 2000 euro extra boven op het examengeld.[2]
- ▸ Slagen voor je theorie-examen gaat niet iedereen even makkelijk af. Een Britse man is pas na 157 pogingen geslaagd en betaalde in totaal meer dan 4000 euro aan examengeld. Daarmee is hij al flink langer bezig dan de nummer twee op dit illustere lijstje: een 34-jarige vrouw die na 117 pogingen nog altijd niet geslaagd is.[3]
- Het woord examengeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “CBR trekt 200 rijbewijzen in na fraude” (Donderdag 12 februari 2015, 15:19), NOS
- ↑ Weblink bron Erik Kouwenhoven“Man slaagt na 157 pogingen eindelijk voor theorie-examen” (10-01-2021), Tubantia