Naar inhoud springen

ge-

Uit WikiWoordenboek
Huidig
bestand
534
  • ge·

ge-

  1. ge- + de stam van een werkwoord met de uitgang "-d", "-t" of "-en" vormt het voltooid deelwoord:
    • lopen → wij hebben gelopen .
  2. ge- + werkwoord vormt een onscheidbaar werkwoord met oorspronkelijk een betekenis als "samen", "mee-" of "helemaal"
  3. ge + stam van werkwoord vormt onzijdig zelfstandig naamwoord van handeling, dat vaak ook het voortduren daarvan uitdrukt
  4. ge- + naamwoord + -te geeft een verzameling (collectief) aan. Zie omvoegsel ge- -te:


Huidig
bestand
3

ge-

  1. be-, ge-
    «ge + loben → geloben»
    beloven